(Thouars, 29 mei 1427 – Nantes, 4 november 1485)
Françoise was de oudste van de drie dochters van de welgestelde Lodewijk van Amboise, prins van Talmont en burggraaf van Thouars, en van Louisa-Maria van Rieux. Tijdens een hevige veldslag in de Honderdjarige Oorlog, zocht de moeder beschutting voor haar en het jonge dochtertje in het hertogelijk hof van Bretagne dat zich toen in Vannes bevond en later verplaatst werd naar Nantes. Françoise was een ernstig kind dat al vroeg kon lezen en schrijven, zich behulpzaam en meedogend toonde, en veel interesse had voor religieuze zaken. Zo vroeg ze reeds op vijfjarige leeftijd met aandrang toegelaten te worden tot de Heilige Communie. Na overleg met de plaatselijke bisschop werd haar dat toegestaan.
Toen het meisje nauwelijks drie jaar oud was, werd ze verloofd met Peter, tweede zoon van de hertog van Bretagne. Het huwelijk werd ingezegend in 1442, toen Françoise vijftien jaar oud was. Acht jaar later werd Peter na het overlijden van zijn oudere broer hertog van Bretagne. Omdat Françoise erg geliefd was omwille van haar gedrevenheid, opgewektheid, behulpzaamheid en geduld, werd ze onmiddellijk na de kroning “La bonne duchesse” (de goede hertogin) genoemd. Men kon immers altijd beroep op haar doen voor hulp aan armen en zieken, maar zij boog zich evenzeer met kennis van zaken over juridische vraagstukken.
Hertog en hertogin leefden zeer devoot. Beide beloofden dat de langst levende na de dood van de ander in een klooster zou gaan. Ze stonden om vier uur op, mediteerden een uur en woonden twee stille missen bij. Françoise begaf zich vaak nog naar de kathedraal of een andere kerk in de stad om er een gezongen hoogmis te kunnen volgen. Gedurende de dag kwam men in de slotkapel zeven keer bijeen om de getijden te bidden, precies zoals ze dat in de kloosters deden. Bij dit alles kwamen dan ook nog de bezoekjes aan zieken en gasthuizen. Haar echtgenoot werd echter ernstig ziek. Meer dan een jaar lang week Françoise nauwelijks van zijn zijde en verzorgde hem zo goed ze kon. Hij overleed echter in 1457. Het echtpaar had geen kinderen.
De familie wilde de jonge weduwe opnieuw uithuwelijken, maar Françoise wilde de haar resterende jaren aan de Heer wijden. Haar vader dreigde haar te onterven, de nieuwe hertog verbood het haar, de jonge koning Lodewijk XI gebood haar zijn hofhouding te vervoegen, maar Françoise bleef bij haar besluit.
Enkele jaren voor de dood van haar echtgenoot had ze in Nantes een clarissenklooster opgericht waar ze nu wilde intreden om in eenzaamheid een leven van gebed te leiden, maar omwille van haar niet zo sterke gezondheid kon ze het strenge leven niet aan.
De ontmoeting met Johannes Soreth, toen prior-generaal van de Karmel, hielp haar om haar droom toch te verwezenlijken. Hij was van plan om net zoals in de Nederlanden, ook in Bretagne kloosters te stichten, sprak vol vuur over het leven in de Karmel en kon onmiddellijk rekenen op de steun van de jonge weduwe. Ze liet een geschikt huis bouwen in Vannes, in de buurt van het klooster van de karmelieten (gesticht in 1427). Op 2 november 1463 namen negen karmelietessen uit Luik hun intrek in het nieuwe klooster dat de naam “Les Trois Maries” kreeg. Pas vijf jaar later, nadat de politieke problemen rond haar weigering om opnieuw in het huwelijk te treden waren opgelost, kon Françoise hen vervoegen. In 1469 legde ze de geloften af; enige tijd later werd ze verkozen tot priorin. Zij stond bekend als toegewijd en nederig, zorgzaam voor de zusters die God onder haar hoede had geplaatst, maar zeer streng voor zichzelf.
In 1477 droeg haar neef, hertog Frans II, haar op om in Nantes orde op zaken te stellen in een klooster van benedictinessen waar de zeden ietwat te los waren geworden. Het werd omgevormd tot een karmelietessenklooster. Moeder Françoise deed beroep op de dominicaan Alanus de Rupe, die het bidden van de rozenkrans predikte, om deze devotie bij de karmelietessen aan te moedigen.
Toen een van de zusters aan de pest leed, stond Moeder Françoise erop haar te verzorgen. Zij werd echter zelf ziek en overleed op 4 november 1485, terwijl een zuster het passieverhaal voorlas. Françoises laatste woorden waren: “Vaarwel, mijn zusters, ik ga nu ervaren wat het is om God echt lief te hebben, ik geef me over aan Hem”.
Enkele jaren later verklaarde paus Innocentius VIII haar zalig. In de Karmel wordt ze herdacht op 5 november. Haar relieken worden bewaard in een zijkapel van de HH. Petrus-en-Pauluskathedraal van Nantes.
Enkele uitspraken van Z. Françoise van Amboise:
“Zorg er altijd voor dat God de meest geliefde is”.
“Moge de vriendin van God zichzelf verloochenen en het pad van Jezus Christus volgen; moge zij nederig en aandachtig volharden in het gebed.”
“Moge zij eenvoudig en nederig zijn, moge zij zo vredig zijn dat ze omgevormd wordt tot de barmhartigheid van God”.
“De vredelievende die een kind van God is, zal niet door de Vader worden verlaten”.
“Godsdienst zonder naastenliefde is slechts lichaam zonder ziel en bron zonder water!“