Johannes (Jean) Soreth werd geboren in 1394 te Caen waar hij toetrad tot de Orde van de Karmel in het toenmalige klooster Notre-Dame du Carme.
Rond 1417 werd Johannes Soreth priester gewijd. Hij behaalde zijn master in de theologie aan de Universiteit van Parijs op 26 mei 1438. In 1451 werd hij aangesteld als de 25e prior-generaal van de Karmelorde, functie die hij bekleedde tot zijn dood. Hij werd een van de grote hervormers van de Karmel en bracht de monniken, niet zonder moeite, terug naar de strikte naleving van de Regel. In 1452 werd hij doctor honoris causa in de theologie aan de Universiteit van Padua.
De verzachting van de Regel van de Karmel
De verzachting van de Regel werd ingevoerd na de grote pest-epidemie in het midden van de 14e eeuw, die een ineenstorting van de Europese bevolking met zich meebracht, dus ook een sterke daling van het aantal kloosterlingen in alle orden, inclusief de Karmel.
Tijdens het kapittel van Nantes in 1432 vroeg een meerderheid van de karmelieten om paus Eugene IV te verzoeken om een tweede verzachting van de Regel, gegeven in 1209 door St. Albert van Jeruzalem (de hervorming van 1247 wordt beschouwd als de eerste verzachting). De brief van 15 februari 1432 geeft aan dat “vele belijdende leden van de Orde de Regel niet langer kunnen naleven vanwege zijn ernst en strengheid, zowel door menselijke kwetsbaarheid als door zwakte van het lichaam”. Paus Eugene IV verleende in 1435, via de bul Romani Pontificis, de karmelieten de toestemming om ‘vrijelijk en rechtmatig rond te wandelen in hun kerken en kloosters en op bijhorende gronden’ en ‘bovendien de mogelijkheid drie dagen per week vlees te eten, behalve tijdens de advent, in de vastentijd en op andere dagen wanneer het algemeen verboden is’.
Deze versoepeling van de karmelregel zorgde voor een minder streng kloosterleven. Dit werd echter bekritiseerd en veroordeeld door een aantal monniken die wilden terugkeren naar de oorspronkelijk regel.
De terugkeer naar de Regel (contra-hervorming)
In het conflict binnen de Orde tussen de voor- en tegenstanders van een versoepeling stond Johannes Soreth op als hervormer. Hij spande zich voortdurend in om de Orde van de Karmel terug te brengen naar haar oorspronkelijke religieuze praktijk. Enerzijds bracht hij kennis en respect bij voor de Regel en de Constituties; anderzijds stimuleerde hij de praktische navolging hiervan in de kloosters, vooral het leven in armoede en gehoorzaamheid.
Om zijn beschouwingen over de karmelitaanse levenswijze te verduidelijken, schreef hij de “Expositio parænetica in Regulam Carmelitarum”, een document met vaderlijke raadgevingen en warme aansporingen voor de monniken, niet alleen om de onmisbare regels na te leven, maar ook om de geest van de Regel te vatten en de perfectie van het gewone leven te bereiken. De hele verhandeling is doordrenkt met zijn persoonlijke ervaringen als religieus, provinciaal en generaal van de Orde. In dit document beschrijft hij het charisma van de Karmel, waarbij hij steunt op de vaders van het monnikenwezen (Sint Bernardus, Sint Cassianus) en op de intenties van de eerste kluizenaars die op de berg Karmel leefden.
Johannes Soreth probeerde duidelijk te maken dat, ondanks de verzachting van de Regel die leidde tot een minder streng ascetisch leven, het punt waarop de broeders karmelieten vastberaden en compromisloos moesten blijven de zoektocht naar vereniging met God was, en de constante beoefening van gebed. Hij gaf aan dat monastieke perfectie ligt in de persoonlijke zoektocht naar de zuivering van het hart, met waakzaamheid en voortdurende gemeenschap met God. Hij wees er op dat het ganse leven van een karmeliet rond deze punten draait, vandaar de noodzaak van eenzaamheid, broederlijk samenleven, stilte in het dagelijks leven en alle middelen van versterving en boete die steeds uit liefde voor God worden beoefend.
Voor Johannes Soreth is de cel van de karmeliet zijn “Heilig Land”, de plaats die de Regel hem toewijst om de ideale vereniging met God te verwezenlijken. Intense meditatie beschouwde hij als middel om contemplatie te bereiken. Broeders karmelieten dienden een strenge levensweg te volgen en echte armoede na te streven, zowel individueel als in gemeenschap.
De meningen bleven echter verdeeld. Soreth kon rekenen op de steun van kloosters en monniken die de oorspronkelijke regel trouw wilden blijven om hen die de liberalere weg wilden volgen, terug te brengen. Toen de congregatie van Mantua zich dreigde af te scheuren van de Karmel, ging Johannes Soreth hen persoonlijk overtuigen en aanmoedigen om binnen de Orde te blijven en de terugkeer naar strikte naleving van de Regel te aanvaarden. Zo anticipeerde Johannes Soreth de vernieuwingen die Teresia van Avila een eeuw later zou doorvoeren. Jammer genoeg werd een deel van zijn hervormingen na zijn dood door een pauselijke bul weer teniet gedaan.
Nieuwe stichtingen
Naast zijn tomeloze inzet voor een vernieuwing en verdieping van het religieuze leven binnen de Orde, is Johannes Soreth van grote betekenis geweest bij het ontstaan van de Tweede Orde van de Karmel, de karmelietessen (monialen). In die tijd werd, om een einde te maken aan misbruiken en ontaarding, een decreet uitgevaardigd door de Apostolische Legaat Kardinaal Nicolas de Cusa, volgens dewelke alle vrouwelijke religieuzen die zonder erkende regel leefden, zich dienden aan te sluiten bij bestaande erkende Orden. Anders zouden ze elke vorm van kerkelijke bescherming verliezen. Een gemeenschap van begijnen van Geldern en bij de Orde aangesloten “reclusae” (ingemetselden), vrouwelijke kluizenaars, vroegen in 1453 aan de Generaal van de Karmelieten, Johannes Soreth, om in de Orde te worden opgenomen. Het werd hen toegestaan. Daarna volgden Haarlem, Rotterdam, Dinant, Luik, Huy en Vilvoorde. De op gang gebrachte beweging verspreidde zich later ook in Frankrijk, Italië en Spanje. Het canoniek verbinden van de monialen met de (hervormde) broeders was voor Johannes Soreth vrucht van en stimulans tot zijn vernieuwingswerk voor de karmelfamilie. Met de bul ‘Cum Nulla’ van Nicolaas V kon Soreth zijn werk voor de monialen ‘rechtens’ doen. Zo kan hij terecht de stichter van de Tweede Orde, de karmelietessen, genoemd worden.
De genoemde bul ‘Cum Nulla’ die Soreth van de paus ontvangen had, gaf ook de canonieke zegen aan de Derde Orde van Karmel. In 1455 schreef Johannes Soreth de eerste regelgeving voor de seculiere Derde Orde van de Karmel.
Overlijden en zaligverklaring
In 1469 woonde hij een kapittel bij te Aurillac. Vandaar begaf hij zich naar het klooster van Nantes waar hij toezicht hield op de hervorming. Hoewel zijn hervorming geslaagd leek, werd hij plotseling ziek na een lunch waarin de prior van het klooster plotseling gestorven was – waarschijnlijk als gevolg van vergiftiging. Johannes Soreth, zeer verzwakt, keerde terug naar Angers, waar hij overleed op 25 juli 1471. Traditie meldt dat hij zich voorbereidde op een heilige dood, zijn gifmenger vergaf en Maria en Jezus aanriep. Een onbevestigde traditie stelt dat hij werd vergiftigd door een monnik die het niet eens was met zijn hervorming van de Orde.
Johannes Soreth werd op 3 mei 1866 zalig verklaard door paus Pius IX. Hij wordt afgebeeld met een ciborie in de hand, ter herinnering aan een gebeurtenis in Luik tijdens de vernietiging van de stad in 1468 door Karel de Stoute. De dood trotserend, verzamelde Johannes Soreth alle hosties waar het gepeupel zich meester van gemaakt had en op de grond had gegooid, en bracht ze naar de kerk van zijn Orde. Hij wordt herdacht op 28 juli.
‘Een spiegel van het kloosterlijk leven, een eer en glorie voor de Orde van de Carmel, een hervormer, zoals de toekomst er nog zelden een zien zal, een man, die zich in beschouwing en gebed geheel en al had gegeven aan God en aan het tot hoger bloei brengen van zijn Orde’.
(“De Benedictijner abt Trithemius over de Zalige Johannes Soreth)
