Een strofe uit een gedicht van Thérèse van Lisieux zou ons de betekenis van Kerstmis kunnen toelichten. Het is een gedicht waarin zij uitdrukte hoe zij persoonlijk het Hart van Jezus zag en het kon gezongen worden op de melodie van een kerstlied (quand viendra Noël). Deze vierde strofe gaat als volgt:
‘ik heb nood aan een hart dat brandt van tedere liefde, dat mij door alles heen wil blijven ondersteunen. Een hart dat alles in mij bemint, zelfs mijn zwakheid… Ik heb nood aan een hart dat mij dag noch nacht verlaat. Ik heb niemand kunnen vinden die van mij kon blijven houden zonder ooit te sterven. Daarom heb ik een God nodig, die mijn menselijke natuur aanneemt, mijn broer wordt en kan lijden.’
In Jezus is God mens geworden om alles met ons te delen en om ons tot een stoutmoedig vertrouwen te brengen in het Hart van de Vader. Hij heeft ons zo lief dat Hij ons Zijn eigen Zoon heeft willen schenken als Verlosser en Bruidegom. Jezus is de Broer en Vriend, d.w.z. de Bruidegom zoals het Hooglied Hem bezingt. Thérèse had de stoutmoedigheid om te zeggen:
‘Het hart van mijn Bruidegom behoort mij alleen toe, zoals het mijne alleen aan Hem toebehoort.’
Moge Kerstmis voor jullie ook een feest worden van jullie persoonlijke vriendschap met Hem.
Pater Prior Lukas Martens en de karmelietengemeenschap
24 december 2018
Herlees de Adventsboodschap: