Voorwoord
Goede zusters en broeders,
in deze Karmelvlam kom ik nog eens graag terug op dat bijzondere feest dat we op 05 juni ll. vierden nl. het feest van de Nederdaling van de Heilige Geest, het feest van Pinksteren. Na Jezus’ Verrijzenis met Pasen is Hij meermaals verschenen aan Zijn apostelen en ook aan andere mensen. Veertig dagen na Zijn Verrijzenis verlaat Hij Zijn aardse vrienden weer met Hemelvaart. Tegelijk belooft Jezus er altijd voor hen te zullen zijn : tien dagen na Zijn Hemelvaart stuurt Hij hen Zijn Heilige Geest, Jezus laat m.a.w. Zijn vrienden niet in de steek. Ter voorbereiding op de komst van de H. Geest verzamelden de leerlingen samen met Jezus’ Moeder Maria in de bovenzaal. Ze baden er negen dagen lang (noveen) voor de komst van de H. Geest. Die uiteindelijke komst van de H. Geest (vijftig dagen na Pasen) laat de apostelen voortaan toe duivels uit te drijven, in verschillende talen te spreken en zwaar lijden te verduren tot het martelaarschap toe.
De idee dat God altijd bij ons is, in ons woont, komt ook veelvuldig aan bod in de Karmelspiritualiteit. Aan ons om met die Inwonende Vriend een relatie op te bouwen. Vandaar dat we dagelijks tijd uittrek- ken voor het gebed dat niks anders is dan een vertrouwelijke omgang met een vriend (zo zegt Teresa van Avila ons letterlijk). Dit voeden van onze relatie met de Heer is dus allerbelangrijkst. Er komt zoveel op ons af van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat aan zintuiglijke indrukken en een stortvloed aan informatie dat onze relatie met de Heer wel moet verwateren als we onszelf geen gezonde “gebedsdiscipline” opleggen. Onthouden we daarbij dat Gods H. Geest nu eens als de volop schijnende zon goed voelbaar zal zijn, dan weer zijn zal als de zon verborgen achter de wolken m.a.w. wel aanwezig maar niet voelbaar.
Laten we elkaar aanmoedigen tot die gezonde “gebedsdiscipline”. Kom, Heilige Geest.
Robrecht
Door omstandigheden buiten onze wil om zal onze vergadering deze maand niet op de derde maar op de VIERDE ZONDAG plaatsvinden,
dus niet op zon. 19 maar wel op zon. 26 juni!
Pinksteren in de bijbel
Daarna zal het gebeuren : Ik zal mijn geest uitgieten over alle mensen, profeteren zullen uw zonen en uw dochters, uw ouderen zullen dromen krijgen, uw jonge mannen zullen visioenen zien. Zelfs over de dienaren en de dienaressen giet Ik mijn geest uit in die dagen. (Joël 3, 1-2)
De helper die de Vader jullie in mijn naam zal zenden, zijn heilige Geest, zal jullie verder in alles onderrichten : Hij zal jullie alles laten begrijpen wat Ik jullie gezegd heb. (Joh. 14, 26)
God heeft ons gered door het bad van de wedergeboorte en vernieuwing door de heilige Geest. Want Hij heeft de Geest overvloedig over ons uitgestort door Jezus Christus, onze Heiland. Zo zijn wij door zijn genade gerechtvaardigd en erfgenamen geworden van het eeuwige leven waar onze hoop op gericht is. (Tit. 3, 5b-7)
In die dagen, nadat men veel heen en weer had gepraat over de besnijdenis, nam Petrus het woord en sprak tot de apostelen en de oudsten : “Mannen broeders, gij weet dat God reeds lang geleden mij onder u heeft uitgekozen opdat de heidenen door mijn mond het evangeliewoord zouden horen en het geloof aannemen. Welnu, God die de harten kent, heeft zich voor hen uitgesproken door hun de heilige Geest mee te delen juist als aan ons, en Hij heeft in geen enkel opzicht onderscheid gemaakt tussen ons en hen, maar hun harten door het geloof gereinigd. Waarom wilt gij God dan nu tarten door de leerlingen een juk op de hals te leggen, dat noch onze vaderen noch wij in staat geweest zijn te dragen ? Integendeel, juist zoals zij geloven ook wij door de genade van de Heer Jezus gered te worden. (Hand. 15, 7-11)
Paus met Pinksteren: ‘Zeg nee tegen ideologieën!’
(Junno Arocho Esteves – CNS 24 mei 2021)
De troost van de Heilige Geest is bedoeld om alle mensen te verenigen, niet om partij te kiezen voor welke ideologie dan ook. Dat zei paus Franciscus op Pinksteren.
Bij het vieren van de Mis op 23 mei vorig jaar bij het hoofdaltaar in de Sint-Pietersbasiliek, zei de paus dat degenen die naar de Heilige Geest luisteren “zich niet bezig houden met conservatieven en progressieven, traditionalisten en vernieuwers, rechts en links”.
‘Harmonie van diversiteit’
Als het aanhangen van een ideologie “ons criterium wordt, dan is de Kerk de Geest vergeten”, voegde hij eraan toe.
De Heilige Geest “beweegt ons tot eenheid, tot harmonie, tot de harmonie van diversiteit. Hij laat ons onszelf zien als delen van hetzelfde lichaam, broeders en zusters van elkaar”, aldus de paus. “Laten we naar het geheel kijken! De Vijand wil dat diversiteit oppositie wordt en daarom maakt hij ze ideologieën. Zeg nee tegen ideologieën, ja tegen het geheel.”
Parakleet in de pandemie
Nu de coronabeperkingen langzaam afnemen in Rome en in heel Italië, werd de zondagsmis gevierd in de Sint-Pietersbasiliek met naar schatting 1.000 mensen, met mondmaskers op en op voldoende afstand van elkaar.
Reflecterend op het feest van Pinksteren zei de paus dat het Bijbelse gebruik van het woord ‘Parakleet’ niet alleen bedoeld is om de Heilige Geest als een ‘voorspreker’ te beschrijven, maar ook als een ‘trooster’, vooral in “moeilijke tijden zoals wij die momenteel ervaren als gevolg van de pandemie”.
Pijnstiller
Het troost die de wereld biedt, zo legde hij uit, is als een pijnstiller die slechts tijdelijke verlichting biedt, maar “de ziekte die we diep van binnen dragen niet geneest”.
“Alleen iemand die ervoor zorgt dat we ons geliefd voelen om wie we zijn, kan vrede in ons hart brengen. De Heilige Geest, de liefde van God, doet precies dat”, zei de paus. “Hij is de liefde van God, die ons niet in de steek laat. Want aanwezig zijn bij degenen die alleen zijn, is op zichzelf een bron van troost.”
Nabijheid
Op hun beurt worden christenen geroepen om “de troost die hij brengt te belichamen” en anderen bij te staan, “niet met lege woorden, maar met gebed en nabijheid”, zei hij.
De Heilige Geest, zo voegde Franciscus eraan toe, vertelt de Kerk dat het een “tijd is om te troosten” en met meer vreugde het evangelie te verkondigen, in plaats van “het heidendom te bestrijden” of “het drama van de secularisatie te betreuren”.
‘Primaat van vandaag’
“Het is de tijd om liefde over de wereld uit te storten, zonder echter het wereldse te omarmen”, zei de paus. “Het is meer de tijd om van genade te getuigen dan om regels en voorschriften in te prenten. Het is de tijd van de Parakleet. Het is de tijd van vrijheid van hart, in de Parakleet.”
De Heilige Geest bevestigt “het primaat van vandaag”, wat betekent “leven in het heden” en niet “verlamd worden door wrok of herinneringen aan het verleden”, noch bang zijn voor de toekomst, zei de paus.
‘Primaat van geheel’
Door het “primaat van het geheel” te bevestigen, zo vervolgde hij, “kneedt de Heilige Geest geen geïsoleerde individuen”, maar veeleer “vormt hij ons tot een Kerk in de grote verscheidenheid van onze charisma’s, tot een eenheid die nooit uniformiteit is”.
De apostelen, legde de paus uit, waren mensen die “tegengestelde politieke ideeën, verschillende visies op de wereld” hadden, maar die, nadat ze de Geest hadden ontvangen, leerden dat ze niet de voorkeur moesten geven aan hun eigen menselijke gezichtspunten, “maar aan het ‘geheel’ dat Gods plan is.”
‘Primaat van genade’
Ten slotte bevestigt de Heilige Geest “het primaat van genade” en roept hij alle christenen op om “God boven jezelf te stellen”, zei de paus.
Als de Kerk zich alleen bezighoudt met “onze eigen projecten, onze structuren, onze hervormingsplannen”, dan zal ze “geen vruchten af- werpen”, zei paus Franciscus.
God op de eerste plaats
“De Kerk is menselijk, maar het is niet alleen een menselijke organisatie, het is de tempel van de Heilige Geest”, zei hij. “Jezus bracht het vuur van de Geest naar de aarde, en de Kerk wordt hervormd door de zalving van genade om niet, de kracht van gebed, de vreugde van de missie en de ontwapenende schoonheid van de armoede. Laten we God op de eerste plaats zetten!”
ONTMOETING MET EEN WONDER
De wonderbare genezing van Maria Pellemans bij het graf van de H. Theresia, op 22 maart 1923.
Verhaal van de genezene
Nooit had ik gedacht dat er met mij een wonder zou kunnen geschieden. In mijn familie had ik het gewoon verloop van de tuberculose leren kennen : het eindigde steeds met buiktuberculose. Naar mijn schatting zou ik zelf 24 jaar oud worden en alzo nog jonger sterven dan mijn lievelingsheilige, de H. Theresia van Lisieux, wier levensgeschiedenis steeds op mijn bed lag.
Op aandringen van een neef schreef ik nochtans naar Lisieux met verzoek een noveen te doen om te verkrijgen wat voor mij het beste zou zijn. Ik ontving een spoedig antwoord samen met een relikwie waarvan ik nooit scheidde.
De kwaal maakte grote vorderingen zowel in de longen als in de ingewanden. Meermaals was ik in stervensnood : herstelde dan een weinig en verviel weer. In 1922 stelde mijn biechtvader voor naar Lisieux te gaan. Ik weigerde : ik was zo ziek dat een reis naar Lisieux een waagstuk zou zijn. Ik wilde immers mijn leven niet verkorten en onderweg sterven.
In de nacht van 1 januari had ik een heftige bloedspuwing en men verwachtte het ergste. Ik was erg mager en woog in november ongeveer 27 kg. Ik dronk alleen thee met een klontje suiker, maar zelfs dat kon ik niet altijd inhouden. Begin januari ontving ik het bezoek van een vriendin die me een groot nieuws bracht : de kleine Theresia zou ontgraven worden met het oog op haar zaligverklaring. Wat in mij omging toen ik dat hoorde was wonderbaarlijk. Ik antwoordde : “Als dat zo is, dan moet ik voor die gebeurtenis op haar graf gaan bidden. Ik moet, voor ik sterf, drie genaden bekomen. Ik moet naar Lisieux, ja, ik moet naar Lisieux.” Ik besprak de zaak met mijn biechtvader die mijn plan goedkeurde. Vader echter verklaarde dat het onzin was en hij wilde niet dat ik onderweg zou sterven. “En toch moet ik gaan, Papa”. Ik sprak met de dokter : “Juffrouw, zei hij, u komt daar niet levend toe. Ik kan de verantwoordelijkheid niet op mij nemen”. Ik antwoordde : “Dat maakt niets, ik neem die zelf op”. Papa zei : “Indien niemand de verantwoordelijkheid op zich neemt, laat ik u niet gaan”.
Toen schreef ik naar de Karmel van Gent waarmee ik in betrekking was. Ik vroeg of zij soms iemand kenden die de verantwoordelijkheid op zich zou willen nemen. Per kerende post ontving ik het bericht dat de Eerw. Heer Kan. Barette, pastoor van de Basiliek van Koekelberg, een kleine bedevaart organiseerde. Een bevriende Dame, grote vereer- der van de kleine Theresia, zou alles regelen en de goede pastoor zou voor mij zorg dragen. Wij zouden op 19 maart 1923 vertrekken. Mijn oudste zuster zou me vergezellen alsmede twee vriendinnen en de Dame. We waren alzo met elf, waaronder ikzelf in doodsgevaar.
Ik ging niet om mijn genezing te vragen -ik dacht daar niet aan- ik wist dat ik sterven moest. Doch alvorens te sterven wilde ik drie grote ge- naden bekomen, namelijk de bekering van een jonge man, een genade voor een diaken uit een zeer in aanzien staande familie die overwoog, juist voor zijn priesterwijding, het seminarie te verlaten, en dan nog een bijzondere genade.
Maandag 19 maart 1923
Er waren toen geen geregelde bedevaarten zodat wij in eerste klas kon- den reizen en men mij, zo goed en zo slecht als het ging, onderbracht in een afdeling waar ik wat liggen kon. De reis was echter zeer vermoeiend. In Parijs kwam E.H. Barette ons vervoegen en onderhield zich een ogenblik met mij. ’s Avonds, rond zeven uur, kwamen we toe in Lisieux. Onze kamers waren voorbehouden in Hotel Normandië. Ik had een zeer slechte nacht, doch het was zo geregeld dat we de mis van negen uur zouden bijwonen in de Karmel.
Dinsdag 20 maart 1923
De afstand was niet groot maar voor mij was het nog te ver. Ik vond geen adem en deed niets dan hoesten. De mis ging door in de zaal der Relikwieën daar men in de kapel herstellingswerken verrichtte. Tijdens de mis voelde ik dat het niet goed zou gaan. Ik kon wel nog communiceren, maar heftige goed gekende pijnen overvielen me zo sterk dat mijn zuster me in de spreekkamer bracht. Een uur later lag ik daar in de ergste pijnen met al de symptomen van buiktuberculose. Toen ik wat bekwam, was ik bleek als een lijk. Nog een uur later liep het zweet over me heen. Ik werd terug naar het hotel gebracht en te bed gelegd. Ik had maar één zorg : hoe zou ik tot bij het graf van Theresia komen? De pastoor kwam en zei : “Morgen woensdag, zullen we wel kunnen gaan. Ik zal een wagen nemen”. “Neen, zei ik, ik ga gesteund, doch te voet, ik moet er immers iets voor doen”. Ik wist zelf niet hoe het zou mogelijk zijn, maar ik had steeds de drie genaden voor ogen die ik wilde bekomen. De pastoor gaf toe. Onder de elf pelgrims bevonden zich ook Mgr. Tessens, vicaris-generaal van Mechelen en een deken uit Brussel. Ze waren getuigen van alles wat gebeurde.
Woensdag 21 maart 1923
Het kerkhof was ver verwijderd en de weg was vermoeiend. Voor een longlijdster viel het zwaar uit. Mijn zuster en een vriendin droegen me meer dan ik zelf liep. Bij het graf toegekomen overvielen me weer schrikkelijke ingewandspijnen. Ze duurden even lang dan gewoonlijk en lieten wat na. Maar ik was tevreden : ik was bij het graf geweest, had vurig gebeden en “meer lijden” zo luidde mijn gebed. (Hier moet ik mededelen dat de seminarist, die alles overboord wilde werpen, diezelfde dag, op hetzelfde uur, als door een buitengewone genade bewogen, zijn roeping trouw bleef. Tot 1940 leefde hij als een vurig missionaris en stierf dan plots aan een hartaandoening).
Toen men mij in het hotel terugbracht zei ik : “ik heb volbracht wat ik me had voorgenomen en op de manier dat God het wilde. Doe nu wat ge wilt, ik blijf hier te bed. Vrijdag moeten we terug naar Brussel”.
De genezing
Woensdagnamiddag kwam de Heer Pastoor mij opzoeken en informeerde naar mijn toestand. Ik heb in de Karmel over u gesproken, zo zei hij, “en Moeder Agnes zou u graag zien”. –Denkt u dat het mogelijk is.- “Het is niet ver” zei hij. Ik wilde niet weigeren, en zo kwamen we rond vier uur in de Karmel toe. Moeder Agnes onderhield zich met ons, wendde zich dan naar mij en zei woordelijk : ”de kleine zieke zal bij het graf om haar genezing bidden en ze moet er naar verlangen. Daar er genoeg getuigen zijn, zullen ze ons nadien bericht brengen”. Zeer rustig, antwoordde ik : “Ja, Eerwaarde Moeder”. Mijn zuster en de vriendinnen vroegen : “wat gaat ge doen?” “Nu, ik zal er om bidden. Ons Heer doet toch wat Hij wil”. Geen ogenblik heb ik er aan gedacht gezond te worden, niet éénmaal heb ik er naar verlangd daar ik wist en voelde dat mijn dagen geteld waren.
Donderdag 22 maart 1923
Zo begaven we ons de volgende dag, donderdag 22 maart, opnieuw naar het kerkhof. Ditmaal was het nog pijnlijker dan de eerste keer : hoesten, ademnood, opgezette buik die zeer pijnlijk was. Bij de ingang van het kerkhof gekomen zei ik tot mijn zuster : “ach hoe rustig zou ik sterven indien gij, in overgave aan God’s wil, mijn heengaan naar de hemel kon aanvaarden”. Tot dan kon ze zich daar niet bij neerleggen. Zij antwoordde echter : “goed zo, ik wil u de dood niet ontnemen. God’s wil geschiedde”. Ik kwam bij het graf en men zette mij neer op de dicht bijstaande bank. Nu verdween alles om mij heen : het graf, het kerkhof, de pelgrims, niets bestond meer voor mij. Innig geluk en diepe vrede overweldigde mij. Daarin vergingen al de pijnen van mijn ziekte. Ik voelde niets. Ik kan niet met woorden uitdrukken wat mij overkwam. In deze tijdspanne vernam ik, niet in gewone menselijke taal, dat ik een stuk van mijn relikwie moest inzwelgen en vervolgens doen zoals iedereen. Ik heb niets gezien. Met mijn natuurlijke oren heb ik niets gehoord. Met woorden is het niet uit te drukken. Niets was met die gebeurtenis te vergelijken. In deze toestand ben ik ongeveer twee uren bij het graf gebleven. De pastoor had me tweemaal bij de arm genomen, maar daarvan wist ik niets. De derde maal vatte hij me bij de schouders en schudde mij. Toen kwam ik op aarde terug in een ongekende rust en diepe ingetogenheid. Iedereen vroeg me : “zijt ge genezen?” –ik wist het niet- “Hebt ge nog pijn?” –Neen. Mijn antwoorden kwamen automatisch, maar ik was zelf opgestaan, liep zonder steun en voelde nergens pijn. Ik beschikte weer over mijn stem; ik hoestte niet meer en mijn lichaam was niet meer gezwollen. Ik stapte licht, maar ik was zeer bleek en uiterst mager, een echt geraamte.
(Het vervolg lees je in de KarmelVlam van volgende maand)
Zr. Maria Pellemans (r.) en Zr. Gabrielle Trimusi (l.) miraculeus genezen op voorspraak van Thérèse van Lisieux
Onze maandelijkse vergadering gaat door op de 3e zondag van de maand.
Pater Carlos Noyen OCD (Karmel Brugge) komt op zondag 17 juli spreken over “Mystieke ervaring volgens Teresa van Avila”. De conferentie begint uitz. reeds om 13u30 en duurt tot 14u50 met een pauze middenin.
Om 15 u is er een namiddagdienst in de kerk met een kleine processie naar het Mariabeeld achterin de kloostertuin. Dit omwille van het hoogfeest van Maria van de berg Karmel dat daags voordien (16 juli) gevierd werd. Nadien is iedereen welkom voor een gezellig samenzijn bij een kop koffie en een koekje omstreeks 16 u. in de gastenrefter van het klooster.
Wie interesse heeft, is hartelijk welkom. Gelieve wel eerst pater Lukas of Robrecht te verwittigen van uw komst.
P. Lukas : 09/225.57.87 of lukas.martens@karmel-gent.be
Robrecht : 0473/74.61.00 of robrechtdezuttere@yahoo.com