In deze weken van opnieuw zoveel mogelijk “in ons kot blijven” wil ik enkele ongekende plekjes of gebruiksvoorwerpen in ons klooster voor de schijnwerper brengen en duiden.
Ik probeer daarbij telkens een verbinding te vinden naar iets wat ons deze dagen bezig houdt. Hopelijk laat het jullie kennismaken met aspecten uit het leven in ons klooster.
***
Het lijkt een zo alledaags iets … je handen wassen. De laatste maanden is het toch wat boven die alledaagsheid uitgestegen. Plots is “handen wassen” een must. Een gebaar van levensbelang om te proberen gezond te blijven. Desinfecteermiddel of het gewone water en zeep. Het maakt niet uit … handen wassen om jezelf en elkaar te beschermen.
Het ritueel wassen van de handen heeft heel oude tradities. De Romeinen kenden het gebruik, maar ook monniken en notabele middeleeuwse families. Men gebruikte daarvoor de “aquamanile”: een watervat van messing of brons, waaruit water over de handen gegoten voor de wassing. Wist je dat het Metropolitan Museum of Art (New York) bezit een enorme collectie aquamanilia.
Zo een paar keer per dag loop ik voorbij een plek die in ons klooster in onbruik is geraakt. Het werkt vandaag niet meer. Het gaat om het kleine waterbekken in onze kloostergang recht tegenover de oude grote patersrefter, nu refter van het Rustpunt. Het waterbekken bevindt zich recht tegenover de ingang van die refter.
Vroeger, wanneer de paters en broeders vanuit het gebedskoor in processie naar de kloosterrefter gingen werden voor ze de refter betraden de handen gewassen. Op het eerste zicht gewoon een hygiënisch gebruik. Maar weet je dat dit gebruik van “handen wassen” ook oude spirituele en bijbelse wortels heeft?
Bij de Joden worden handen gewassen als een ritueel om je te zuiveren van spirituele onzuiverheid. Ondertussen wordt meestal een zegenbede uitgesproken. Het gebaar van de handen wassen gaat terug op de priesterlijke dienst in de tempel van Jeruzalem. Het handen wassen maakte de priester klaar voor zijn dienst in de tempel: een heilig dienstwerk. Ook vandaag nog, wanneer Joden de handen wassen bereiden ze zich voor op de dagelijkse dienst aan God. Dit gewone dagelijkse gebaar herinnert hen eraan dat zelfs de meest eenvoudige dingen een hoger doel hebben.
In de bijbel vinden we reeds in het boek Deuteronomium (21, 1-9) iets over handen wassen. Een gebruik om zich te verlossen van bloedschuld. Ook in psalm 26, 6 en psalm 73, 13.
Psalm 26
Ik zal mijn handen in onschuld wassen
een rondgang maken om uw altaar Heer
Naar dit psalmvers wordt verwezen in de liturgie van de eucharistie, bij de offerande en de zogenaamde ‘handwassing’.
Misschien is nog het best gekend het gebaar van Pilatus. Bij Matteüs (27, 24) lezen we hoe Pilatus zijn handen in onschuld’ wast tegenover een grote menigte om hun ervan te overtuigen hem niets te verwijten viel wat betreft de kruisiging van Christus.
Ook moslims kennen het gebruik. De ‘woedoe’ is de kleine rituele wassing die verricht wordt door een moslim voor de salat (het rituele gebed), indien hij ritueel onrein is. Deze wassing leidt hem af van zijn wereldse aangelegenheden. Daarnaast heeft het wassen een symbolische betekenis: het uiterlijke wordt gereinigd. Het is een soort berouw, dat men toont aan God. Zonder dit berouw heeft het wassen niet veel betekenis.
In de monastieke tradities gaat het ritueel van het ‘handen wassen’ niet onopgemerkt voorbij en heeft het, naast een gewoon praktische ook een spirituele betekenis. Zo kennen de abdijen het ‘lavatorium’: de wasplaats. Met deze latijnse term wordt meestal het wasbekken bedoeld dat, in een uitbouw binnen de kloostergang (pandgang), de monikken in een middeleeuwse abdij de gelegenheid gaf zich wat op te frissen. De term wordt ook gebruikt voor de uitbouw zelf. Hieronder een foto van het lavatorium van de Gentse Sint-Baafsabdij.
Benedictus schreef zijn leefregel als een praktische leidraad voor het leven in het klooster. Onder nummer 53 geeft hij ook aan hoe men gasten moet ontvangen in de abdij: als waren ze Christus zelf. Men bidt, samen met de gast om vrede, de vredeskus wordt uitgewisseld en over de handen van de gast giet de abt water.
Tenslotte kennen we het lavabo in de liturgie. Ook daarvan vinden we in ons klooster aanwijzingen terug. In onze sacristie is er een ‘lavabo’. Ook hier komt er geen water meer uit het piepklein kraantje.
De celebrant waste hier vroeger voor (ante missam) en na de misviering (post missam) de handen en sprak daarbij een gebed uit. Tijdens de liturgie zelf, bij de offerande is er ook een moment voorzien voor de rituele handwassing, net voor de uitnodiging tot gezamenlijk gebed.
Wanneer de acoliet een beetje water over de vingers van de priester giet, bidt hij : “Neem alle schuld van ons af, Heer, maak ons vrij van ongerechtigheid”.
Zo zie je maar hoe het “handen wassen” een rijke betekenis heeft.
P.Paul
6 november 2020