Broeders en zusters,
Vandaag vieren we het feest van het ‘Doopsel van Jezus’. Jezus gaat naar de Jordaan en gaat tussen de mensen staan om zich te laten dopen.
Voor zichzelf heeft Jezus die doop niet nodig. De doop is alleen bestemd voor mensen die zich zondig weten en zich willen bekeren. Bij Jezus is er nergens een spoor van zonde of schuldbesef. “Hij is in alles aan ons gelijk geworden, behalve in de zonde” zal Paulus later schrijven.
Toch wil Hij zich door Johannes laten dopen. En het protest van Johannes beantwoordt Hij met een raadselachtig zinnetje: “Laat nu maar, want zo behoren wij de gerechtigheid volledig te vervullen”. Jezus hoort niet thuis tussen zondaars en bekeerlingen, en toch gaat Hij te midden van hen staan. Dat betekent dat Jezus niet voor zichzelf maar voor ons gekomen is. Hij gaat met ons de weg die wij allemaal moeten gaan. Onze weg is er één van bekering , van strijd tegen het “neen-tegen-God”. Bij Jezus is het niet zo, maar het is wel vastgesteld dat Hij die weg met ons zal afleggen. En Hij zal dat doen tot het uiterste want zijn weg zal eindigen op de plaats waar misdadigers terecht komen: aan het kruis. Vanaf dit moment weten we dat Jezus aan onze kant staat, dat Hij met ons meegaat en ons wil redden.
En als we luisteren naar die stem uit de hemel dan merken we dat ze eigenlijk niet voor Jezus is bedoeld, maar dat ze bestemd is voor de mensen die getuigen zijn van Jezus’ doopsel: dus voor ons. De Vader wil ons a.h.w. overhalen in Jezus te geloven en Hem te aanvaarden: “Dit is mijn geliefde Zoon in wie Ik vreugde vind en van wie Ik enorm veel hou”. Als we die woorden horen en ze ook aanvaarden dan moeten we wel in Jezus geloven.
De vertaling naar ons eigen doopsel is dan ook niet zo moeilijk .Op dat moment fluistert God ons dezelfde liefdesverklaring toe als toen bij Jezus:: “Jij bent mijn kind van wie ik enorm veel hou en in wie ik mijn vreugde vind”. Ons doopsel als christen is een onderdompeling in Gods grenzeloze liefde en onvoorwaardelijke vriendschap, tot we er helemaal van doordrongen zijn. Die woorden moeten we diep in ons laten doordringen, tot in het diepste van onszelf en dan kan het niet anders dan dat je in je hart een intens geluk ervaart. Wie je ook bent, wat er in je leven ook gebeurd is: de Vader zegt tot ieder van ons: “Jij bent mijn geliefd kind, Ik hou zielsveel van je”.
Wat er vanaf nu gebeurt: er zal altijd iemand zijn die naast ons staat, die van ons zal blijven houden. Vanaf die doop weten we dat Hij aan onze kant staat, dat Hij met ons meegaat en ons wil redden. Dat staat vast in de oneindige liefde van God zelf. Er zullen momenten komen in ons leven dat we dit niet of nauwelijks zullen ervaren, maar hopelijk zijn er ook momenten dat we mochten ervaren dat er inderdaad een vriend is, die altijd en overal met je meegaat. Dat is de zekerheid van de menswording van God. Als je gelooft dat God zo oneindig van je houdt, ga je ook leven als iemand die bemind wordt. Je weet je gedragen door God, maar je bent ook iemand die anderen draagt.
Broeders en zusters,
In elke eucharistie mogen we iets proeven van die liefde van God. Want de Vader heeft zijn Zoon voor ons uitgeleverd tot het einde toe, tot het lichaam dat gegeven werd, tot het bloed dat vergoten werd, tot dit brood en deze wijn die uitgedeeld worden tot gedachtenis aan Hem. Door wat de Heer voor ons wil zijn in de eucharistie, mogen wij telkens opnieuw zeggen: “Ik ben de geliefde van God”.