In de eerste lezing hoorden we de profeet Sefanja. En voor het grootste deel is dat geen aangename lectuur. De dreigende ondergang wordt door de profeet met verve naar voren gebracht. Hij is een boetepredikant en hij is er niet bang voor zijn toehoorders schrik in te boezemen.
Maar de profetie eindigt niet met bedreigingen. Het lot van de mens is op het beslissende moment van nog iets anders afhankelijk dan van zijn eigen dwaalwegen: nl. van God. En God zal de mens nooit opgeven. God vindt altijd nog wel “een rest” in de mens waarmee Hij verder wil. Want Hij bemint Israël, en ook elke mens, bovenmate.
Sprak Sefanja in het begin van het hoofdstuk over Jeruzalem als de “opstandige, bezoedelde, gewelddadige stad” (v. 1); nu op het einde zegt hij: “Jubel, vrouwe Sion, zing van vreugde, Israël, juich met heel je hart, vrouwe Jeruzalem” (V. 14). Ondanks alles vindt God, omwille van zijn liefde, vreugde in de mens en dat betekent redding en toekomst voor elke mens: “Jahwe, uw God, zal vol vreugde zijn, verheugd over jou; in zijn liefde zal Hij zwijgen; in zijn vreugde zal Hij over je jubelen”. Gods liefde wordt niet oud. God blijft zijn volk trouw en blijft hen nabij als een “reddende held”.
Die eeuwig jonge liefde van God is de reden om te juichen en zich te verheugen in alle omstandigheden. Paulus onderlijnt dit door tot tweemaal toe zijn gelovigen toe te roepen: “Laat de Heer uw vreugde blijven; ik zeg u nogmaals: wees altijd verheugd” (Fil 4, 4). De nabijheid van deze liefdevolle God maakt dat wij onze zorgen in zijn handen mogen leggen. “De Heer is nabij. Wees over niets bezorgd, maar vraag God wat u nodig hebt en dank Hem in al uw gebeden” (4, 5b – 6).
Deze grondhouding die voortkomt uit het zich verheugen in de Heer schenkt ook vrede. Er is geen reden meer om gebukt te gaan onder schuld en zorgen. “Dan zal de vrede van God, die alle verstand te boven gaat, uw hart en gedachten in Christus Jezus bewaren” (v. 7).
Maar als we dan naar ons eigen leven kijken moeten we misschien wel bekennen dat de beleving van Gods nabijheid nog niet zo sterk is; dat er nog onrust is in ons hart. We beseffen hoe ver we nog van de Heer zijn. Die woorden van Sefanja en Paulus zijn mooi, maar ook nog ver weg van onze dagelijkse leefwijze.
Wat moeten we dan doen? Wat kunnen we doen om die woorden levend te laten zijn in ons leven?
Ook in het evangelie vragen de mensen tot driemaal toe aan Johannes: “Wat moeten wij doen?” En dan valt het toch op dat die strenge profeet Johannes niet zo’n geweldige dingen eist. De tollenaars vraagt hij niet dat ze hun zondig beroep opgeven, maar alleen dat ze niet méér tol eisen dan is vastgesteld. Tegen de soldaten zegt hij niet: gooi jullie wapens weg, maar: mishandel niemand, plunder niet en wees tevreden met jullie soldij.
De hele prediking van Johannes gaat dus over bekering. Maar die bekering is niet een kort moment van bezinning en inkeer. Bekering is niet een opwelling van een ogenblik. Bekering moet vruchten voortbrengen.
Wanneer wij die vraag aan Johannes zouden stellen, zou hij misschien zeggen: “Doe wat je kan, op je eigen plaats en op je eigen manier”. Wees een licht voor de anderen. Iemand zegt het zo: “In de advent worden we opgeroepen tot solidariteit. En alhoewel het er etymologisch niets mee te maken heeft, toch lijkt solidariteit verdacht veel op ‘sol – dare’: zon geven. Wie solidair is wil er voor zorgen dat er licht schijnt in het leven van elke mens, wie hij of zij ook is. Licht, zon, warmte, tederheid. Of zou het werkwoord ‘solderen’ er iets mee te maken hebben: aaneen hechten, verbondenheid scheppen. Wie solidair is verbindt, schept banden, laat niet los, nooit, niemand”.
In zo’n kleine en eenvoudige mensen, maar mensen met een groot hart, wil Jezus geboren worden om door hen de wereld een stukje mooier te maken en zijn droom van vrede werkelijkheid te laten worden.
Dat is het wat ook aan ons gevraagd wordt. Doe gewoon je best. Ga het niet te ver zoeken. Het geluk en de vreugde die van ons moeten afstralen als mensen van Gods nabijheid, als getuigen van het komende Rijk, dat geluk en die vreugde zijn te vinden heel dichtbij, in onze gewone taken; in de gewone ontmoetingen van ieder uur en elke dag want daar is de Heer ons zeer nabij.
Dus: verheug u en wees blij. De Heer uw God is in uw midden, zegt de profeet Sefanja.
Verheug u in de Heer ten allen tijde; nog eens verheug u. Want de Heer is zeer nabij, zegt Paulus.
En doe gewoon je best. In het concrete leven van elke dag zullen we de liefdevolle aanwezigheid van de Heer mogen ervaren, zegt Johannes de Doper. Amen
P. Roeland