Broeders en zusters,
Vandaag wordt ons verhaald in het evangelie hoe een Schriftgeleerde klaarheid wil hebben in die wirwar van geboden en verboden. En er was reden te over om naar het voornaamste gebod te vragen als we bedenken dat de Joden zo maar eventjes 613 geboden en verboden hadden toegevoegd aan de Wet die hun door Mozes was gegeven. Ze hadden het zeer ingewikkeld gemaakt.
Jezus schept onmiddellijk een klare situatie: Wie God en de naaste bemint, die heeft de ganse Wet vervuld. “De Heer uw God liefhebben met heel uw wezen en de naaste als uzelf”.
De Liefde, zegt Jezus, houdt in dat we heel ons hart, heel ons verstand en heel onze kracht richten op God én op de medemens. En de Schriftgeleerde geeft Jezus volmondig gelijk: “Juist, Meester, terecht zegt U dat God liefhebben met heel ons hart en onze naaste liefhebben als onszelf veel meer is dan alle brand- en slachtoffers”. Diep in zijn binnenste had hij al lang het vermoeden dat alleen de liefde zin kon geven aan zijn leven, maar nu is hij er zeker van. En Jezus bevestigt hem: “Jij staat niet ver van het Koninkrijk van God”. Het zijn die twee geboden uit het Oude Verbond die door Jezus geopenbaard worden als het ene grote gebod van de Liefde, de grote opdracht voor elke christen.
Als we dit overdenken, broeders en zusters, kan het ons afschrikken, en terecht. En toch mogen we niets afdoen van de radicaliteit van dit evangeliewoord.
Het eerste waar we ons bewust van moeten worden is dat we het op eigen krachten niet aankunnen. Uit onszelf kunnen we dit gebod niet waarmaken. Thérèse van Lisieux zegt: “God, als Ge wilt dat ik mijn medezusters bemin zoals Gij hen bemint, dan moet ik uw Liefde lenen”. En vandaar is onze eerste houding een houding van ontvankelijkheid. Vooral in ons gebed en in de sacramenten, eucharistie en biecht, zal die openheid beleefd worden. Want daar wordt telkens opnieuw de Liefde van God in ons hart uitgestort door de H. Geest. Daar schiet de Liefde weer wortel en kan vruchten dragen in ons leven. In die zin nodigt het evangelie ons uit met heel ons hart én van God én van elkaar te houden, zonder daar voorwaarden aan te koppelen of er grenzen aan te stellen. God en de naaste verdienen een plaats in ons leven omdat God ons een plaats geeft in het centrum van zijn leven. Misschien wordt dat te weinig gezegd dat God van ons houdt met een onvoorwaardelijke, grenzeloze liefde; dat Hij onze Heer wil zijn en ons wil voorgaan op de weg van Liefde en leven. Het is dan vanuit deze godsliefde dat wij komen tot de liefde voor de medemens. En hier wordt de Liefde een zeer concrete beleving. Vandaag vraagt Jezus ons; kijk met de ogen van God naar elke mens die je ontmoet. Hij is uniek, ook hij wordt door God op een grenzeloze wijze bemind.
En dan is er nog de derde vorm van Liefde: de Liefde tot je zelf. Zo vaak vergelijken we ons met de anderen: we zouden ook zo willen zijn. Het is soms moeilijk jezelf te aanvaarden en graag te zien. Jezus vraagt: kijk met de ogen van God ook naar jezelf. God aanvaardt je zoals je bent, je bent beminnelijk, wie je ook bent, wat er ook in je leven gebeurd is. Als we dit geloven en proberen te doen wordt het leven niet langer een kramp. Het wordt een rustig bouwen, een langzame omvorming, de realisatie van mijn ‘ik’ zoals God het droomde. Dan is er niet langer ontmoediging, maar vreugde om iedere dag, om elke nieuwe groeikans.
Broeders en zusters,
Geloven we echt dat we onvoorwaardelijk en grenzeloos door God bemind worden, zelfs over de dood heen. En bepaalt dat geloof in Gods liefde je houding tegenover de medemens? Als we in de diepte van ons leven mogen ervaren dat God met alles wat Hij heeft, en wie Hij is, van ons houdt, zal dat duidelijke sporen nalaten in ons samenleven met anderen. Misschien komt er meer ruimte vrij voor vergeving of staren we ons minder snel blind op de kleine kantjes van de anderen.
Dan staan ook wij niet ver af van het Koninkrijk van God; zijn Koninkrijk van vrede, gerechtigheid en Liefde.
Amen.
