Broeders en zusters,
Het evangelie toont ons weer eens heel duidelijk dat Jezus het opneemt voor de armen en dat in het Rijk Gods heel andere waarden gelden dan in onze wereld.
Jezus heeft het hier niet over sociale kwesties. Hij klaagt wel een valse opvatting aan van de Farizeeën. De Farizeeën beweren namelijk dat aardse rijkdom een bewijs is van Gods zegen en armoede een teken van verwerping. Dus wanneer het een mens op aarde slecht gaat, is dat een teken dat hij innerlijk slecht is. Gaat het hem goed, dan is hij, wat zijn godsdienstigheid betreft, ook goed.
Voor Jezus gelden totaal andere normen. Hij gaat aan de kant van de armen staan. Hij heeft een bijzondere zorg voor hen. “De rijken zullen als eersten de ballingschap ingaan”, zegt de profeet Amos in de eerste lezing, en dan is het gedaan met de feesten van hen die daar lui liggen uitgestrekt”. Maar de armen krijgen een bevoorrechte plaats in het Rijk Gods. En Jezus wordt één van hen. In Jezus, arm en nederig, heeft God de gestalte aangenomen van de verdrukte mensheid. Van nu af is de Blijde Boodschap aan de armen gericht: aan hen behoort het Rijk toe.
Toch is Jezus niet tegen de rijken omdat zij rijk zijn. Hij is streng voor de rijken omdat hun rijkdom hen onverschillig maakt voor de armen en de minder bedeelden. Het is die houding die hen ongeschikt maakt voor het Rijk Gods. Omdat zij niet bereid zijn hun rijkdom te delen met de armen, ontstaat er tussen hen en God ‘voorgoed een wijde kloof die niet meer te overbruggen valt’ zoals Abraham tot de rijke zegt.
Waarin bestaat dan de eigenlijke schuld van de rijke? Hij wordt niet afgeschilderd als iemand die mensen uitbuit. Hij hitst de honden niet op tegen Lazarus. Van dat alles zegt de tekst niets. Zijn schuld, en volgens de parabel, zijn zware schuld, ligt in het feit dat de rijkdom hem blind heeft gemaakt voor de nood van zijn medemens. Zijn hart is versteend. Zijn denken cirkelt alleen om hemzelf.
Het valt wel op in deze parabel dat die arme man, die door de mensen in de steek is gelaten, een naam heeft. Hij heet Lazarus en dat wil zeggen: God helpt, God is barmhartig. Elke arme heeft een naam bij God. De rijke daarentegen had geen naam.
Broeders en zusters, wanneer we volgeling van Jezus willen zijn kunnen we niet doof blijven voor de roep van de armen. Lazarus ligt nog steeds voor onze deur. Het fundament, de diepste kern van het christendom is een relatie van vriendschap en liefde met een levende persoon: Jezus Christus. Wie die liefdesrelatie koestert en onder- houdt kan onmogelijk zijn medemens negeren. Want zegt Jezus niet: “Wat ge aan de minsten van de mijnen doet, doet ge aan Mij. En wat ge niet aan hen doet, hebt ge ook aan Mij niet gedaan”.
Als we met Jezus een persoonlijke relatie onderhouden, opgebouwd door dagelijks gebed en sacramenten; als Jezus werkelijk de vriend is van wie wij houden, dan zal ons hart automatisch en spontaan uitgaan naar de armen. Armen zullen er altijd zijn, niet alleen materieel armen, maar ook mensen die hunkeren naar een beetje begrip, aandacht, en vooral goedheid en de warmte van de liefde. Een Russische schrijfster zei ooit eens: ‘Wij zijn Gods ijsbrekers, we moeten de warmte van Gods liefde brengen in deze koude wereld’.
Zo bevat deze parabel ook een boodschap voor ons, we worden hier persoonlijk aangesproken. Lazarus ligt nog steeds voor onze deur. Wie echt wil helpen hoeft niet lang te zoeken. Het kan een eenzaam familielid zijn, een zieke buurman. Lazarus lijdt nog altijd en kan zijn honger niet stillen.
In deze eucharistie komt de Heer weer naar ons toe. Hij zal ons overladen met de rijkdom van zijn liefde. Maar Hij zal ons ook de opdracht geven liefde te zijn voor elke mens. Jezus vraagt ons dat we zouden delen en bovendien niet uitstellen tot morgen wat we vandaag al kunnen doen. Dit evangelie is geen les over het leven na de dood, over hoe het in de hemel of in de hel zal zijn. Het is een boodschap voor het leven hier en nu. We mogen het Rijk van God niet uitstellen, maar nu doen wat we kunnen voor mensen die we op onze weg ontmoeten. Er zijn meer dan genoeg harten die wat warmte kunnen gebruiken. Amen.
P. Roeland
Download of print deze homilie als pdf