Broeders en zusters,
Wat ons in het evangelie van vandaag op de eerste plaats opvalt, is de bekommernis van Jezus voor de concrete materiële noden van zijn medemens. Een grote menigte is Jezus gevolgd naar een eenzame plaats want ze hebben de tekenen gezien die Hij gedaan heeft. Wanneer Jezus die massa mensen ziet vraagt Hij zich af: “Waar zullen we brood halen om al die mensen eten te geven?” Een terechte vraag want Jezus bevindt zich in het gebergte bij het meer van Galilea. En aan de voet van dat meer strekt zich een grote onvruchtbare vlakte uit die doet denken aan de dorheid en de verlatenheid van de woestijn. Maar Jezus weet wat Hij zal doen. Jezus is de langverwachte Messias, de Verlosser. Hij is gekomen om ons, mensen, het leven te brengen. Het gaat dan niet alleen om het eeuwige leven. Hij denkt ook aan ons leven hier op aarde. Hij zal zieken genezen, mensen weer doen opstaan en vandaag zal Hij de honger stillen va deze grote massa mensen. Maar nu staat Jezus blijkbaar voor een onmogelijke taak. Menselijk gezien: ja. Maar vanuit Gods logica, de logica van de liefde is alles mogelijk. Gods woord is een woord van overvloed. En Jezus is in de wereld gekomen om de honger van de mensen te verzadigen. Vijf broden en twee vissen is voldoende. Hoe weinig ook, hiermee kan Jezus wonderen doen.
‘Laat de mensen gaan zitten’, zegt Jezus. Dan neemt Hij de broden en de vissen en na het uitspreken van het dankgebed deelt Hij ze aan iedereen uit, zoveel ze maar willen. Is dat niet het gebaar van de eucharistie! Met hetzelfde gebaar zal Jezus bij het Laatste Avondmaal brood nemen, het breken en uitdelen aan zijn leerlingen. Maar dan zal Hij zeggen: ‘Dit is mijn Lichaam, gebroken voor U’. wat daar gebeurt aan de oever van het meer van Galilea is al een voorproefje van de instelling van de eucharistie, enkele dagen voor Pasen.
Broeders en zusters, het zou goed zijn als we ons zouden spiegelen aan wat we vandaag in de lezingen en in het evangelie hoorden. Dan zou ons menselijk gedrag even hartelijk en zorgzaam zijn als de houding van Jezus. Dan zouden we God danken voor alles wat ons leven inhoudt, en zouden we vervuld zijn met liefdevolle zorg voor onze medemensen. Jezus roept ons trouwens uitdrukkelijk op om ons aan zijn woorden en daden te spiegelen. En die woorden vormen inderdaad de kern, het wezen zelf van ons christen zijn: dat we zouden doen wat Jezus ons heeft voorgedaan en voorgeleefd. Wanneer men bereid is om te delen, dan is er genoeg voor iedereen.
Maar geloven we daar voldoende in? Geloven we dat we door onze inzet, hoe klein die ook is, toch iets kunnen betekenen voor een betere wereld. Het enige dat God van ons vraagt is dat we onszelf aan Hem durven toevertrouwen en dat we aandacht hebben voor de mens in nood rondom ons.
Broeders en zusters, we hebben allemaal gezien wat er gebeurd is in ons land en de buurlanden. Ontzettende ellende, mensen die alles verloren zijn, hallucinante beelden. En tegelijkertijd zagen we een ontzettend grote solidariteit. Reddingswerkers uit binnen- en buitenland overtreffen zichzelf. Gewone mensen tonen een ontroerende betrokkenheid ten aanzien van hun medeburgers. Dat is het wat Jezus ook gedaan heeft. Hij zag de pijn ven het lijden van de medemens, wie hij of zij ook was. Hij was diep ontroerd en Hij deed iets. Daartoe nodigt de Heer ons uit. Niet alleen het leed van de ander zien, maar ook proberen er iets aan te doen, hoe weinig dat ook mag zin. Met 5 broden en 2 vissen spijzigde Jezus een grote menigte.
Amen.