– A / CYCLUS – Joh. 20,19-23
Als leerling van Jezus word je christen genoemd. Dit betekent dat je, zoals Christus (de Gezalfde), door de H. Geest gezalfd bent. Het volstaat niet Jezus te waarderen of te bewonderen om zijn leerling te zijn. Alleen als je de H. Geest hebt ontvangen, ben je zijn ware leerling. Als Jezus sterft aan het kruis schenkt Hij zijn Geest (Joh.19,30). Hij geeft die Geest in de twee richtingen van het kruis: in de verticale richting, waar Hij zijn Geest in de handen van de Vader neerlegt; en in de horizontale richting waar Hij Hem aan ons mensen aanbiedt.
In vuur en vlam staan.
Bij de dood van Jezus begint dus een heel nieuwe fase in de wereldgeschiedenis. De H. Geest, begint nu over heel de wereld uit te stromen. Maar pas op Pinksteren maakt Hij zich bekend in heel zijn kracht. Hij vertoont zich als vuur. In de “Handelingen van de Apostelen” wordt het duidelijk dat het juist – van dit ogenblik af – echt begint te “branden” in de Jonge Kerk. De christenen, die door die H. Geest zijn gezalfd, blijken mensen te zijn die in vuur en vlam staan; geestdriftig, enthousiast zijn.
Jezus heeft God toegankelijker gemaakt. Laat je door Hem aansteken, door zijn Geest bezielen. Dat brengt ons bij het verhaal over de vurige tongen. Boeiend voor ons wordt het, als je ontdekt dat in de taal waarin dit verhaal is opgetekend, het Grieks, hetzelfde woord “gloossa” gebruikt wordt zowel voor ‘tong’ als voor ‘taal’.
Het woord tong heeft in onze taal een persoonlijke klank. Gezegdes als: “Hij heeft het hart op de tong”, “Ik moest op mijn tong bijten om niet …” “Hij loopt met de tong op zijn schoenen”, maken duidelijk, dat de tong iets persoonlijks is; dat je door de tong mensen persoonlijk raakt en zélf door mensen geraakt kunt worden.
Er is moed voor nodig om in persoonlijke taal te praten over Gods grote daden, zoals die zichtbaar werden in het werk van Jezus, zijn sterven en verrijzenis. Deze moed, deze kracht halen de apostelen niet uit zichzelf; ze ontvingen deze van de heilige Geest.
Op deze vijftigste dag is het “oogstfeest”.
Op de 50ste dag, de dag van het oogstfeest in Israël, Pinksteren dus, mag je weten dat de vruchten van Jezus’ leven jou ten deel vallen. Het zijn de vruchten van de Geest, van een nieuw leven dat mensen met elkaar gaan leiden. Dat leven wordt prachtig getekend door bv de dichter Willem Barnard (1920-2010), als hij ‘zingt’ over die gaven van de Geest.
Het zijn “de liefde en de vreugde, de vrede allermeest, geduld om te verdragen en goedertierenheid, geloof om veel te vragen, te vragen honderd uit. Geloof om veel te geven, te geven honderd in, wij zullen leren leven van de verwondering: dit leven, deze aarde, de adem in en uit, het is van Gods genade en zijn lankmoedigheid”.
Het mag dus ook jouw grote verlangen zijn, om zó open te staan voor de H. Geest, om zo je leven aan God toe te wijden in wederliefde, welke je levenssituatie ook is. Je mag nooit zeggen dat je niets méér te ontvangen hebt van God. Nee, de kerkvader Sint Augustinus (354-430) zegt dat je hart zo in elkaar zit, dat het elastisch verwijd kan worden, dat je het bewust ontvankelijker kan laten worden voor Gods liefde. Als je dàt aan de H. Geest vraagt, zal Hij je dan ook méér vervullen van die liefde. Daardoor word je pas écht – méér en méér – een vrije, verloste, deugdzame mens.
Het bidden wordt de hartslag van je leven.
Als de H. Geest bij jou mag binnenkomen, wordt je leven dus anders. Hij verandert dan niet de omstandigheden waarin je leeft, maar Hij verandert wél je hart, de manier waarop je daarmee omgaat. Hij is het die je volop leven geeft. Bv geloofswaarheden die je misschien bijna uit het hoofd kent en die je beleden hebt, krijgen een nieuwe kleur. Ze worden vervuld van licht, leven en kracht, wanneer je je bewust openstelt voor de invloed van de H. Geest. Want wat je bewaarde in je hoofd, daalt nu neer in je hart. Het wordt daar laaiend vuur.
Als je als christen vervuld bent van de H. Geest, is God nabij. Als de Geest je mag vervullen als de lucht die je inademt, wordt het woord van Jezus als een frisse bron. Met altijd nieuwe vreugde kun je ervan drinken, zonder er genoeg van te krijgen. In het licht van de H. Geest krijgen dus de woorden van het evangelie een aantrekkelijkheid en een extra resonantie.
De Geest nodigt je uit er dieper in door te dringen en de betekenis ervan voor jou nù te vatten. Dan vind je ook gemakkelijker in de vreugden en de lasten van het leven een uitnodiging tot een persoonlijk contact met God. Het bidden wordt de hartslag van je leven. Want de H. Geest helpt je in het beleven van die relatie met God. Hij fluistert o.a. in je hart de naam van God als “Abba, onze Vader” (Gal 4,6). Kortom, deze goede Geest zuivert en omvormt je tot een mens, die vervuld is van goddelijk leven.
Een levende Vlam van liefde.
Heel terecht spreekt dan ook de karmeliet en poëet Sint-Jan van het Kruis (1542-1591) over de H. Geest als een “Levende Vlam van liefde”: Hij doet je geestelijk leven in God en lààt je ook het leven van God zélf ervaren. Vuur en vlam zijn bij hem symbolen, die de geestelijke uitzuivering oproepen van je ik-zucht, maar vooral toch het licht en de warmte van Gods liefde. Zo klinkt het in een gedicht van hem : “Vlam van de H. Geest, die diep en teder de kern van mijn ziel raakt, en die zó intiem met me omgaat, dat u zich aan mij laat ervaren”. Dit is toch wel bijzonder en echt heerlijk voor jou.
Er is tenslotte maar één taal, één lied waarin alle mensen elkaar zullen verstaan en die ons de naam van God influistert. Dat is de taal van de liefde. Tot die nieuwe taal en dat nieuwe lied word je geroepen met Pinksteren en de vruchten ervan zullen hoop en vrede zijn.
GEBED
Heilige Geest, goedheid, opperste schoonheid,
U die ik elke dag aanroep!
U die ik bemin en aanbid.
Wil met uw reine vlammen
mijn ziel ontsteken.
Neem mij op in uw vuur!
Mocht alleen Jezus, mijn goddelijke vriend,
mijn hoop zijn,
zodat ik in alles naar Hem verlang
en Hem in alles zie.
Geest van liefde,
daal neer over mij
en laat Jezus opnieuw mens worden in mij.
Laat ik zó Jezus nog een mens-zijn erbij aanbieden,
waarin Hij heel zijn mysterie opnieuw kan doorleven.
(naar de H. Elisabeth van Dijon, 1880-1904)
Download of print deze homilie als pdf