(Matteüs 28, 16 – 20)
Paulus zegt nauwelijks iets over het aardse leven van Jezus. Zijn geloofsbelijdenis begint bij de gekruisigde, die is opgewekt en naar de Vader teruggekeerd. Hemelvaart is bij de evangelisten de laatste verschijning van Jezus. Het lijkt het einde van de aardse contacten met Jezus. Paulus voegt er voor zich wél nog de verschijning aan toe, die hij kreeg op de weg naar Damascus (1 Kor.15,8).
Jezus is tot zijn Vader teruggekeerd. Van dan af is Hij nochtans intenser aanwezig, overal bereikbaar en altijd toegankelijk. Dat is het wonder van Hemelvaart. Het is einde en nieuw begin. “Hij leeft nu bij U en toch is hij ook dicht bij ons”. De schrijver van de brief aan de Efeziërs begroet het feest van Hemelvaart met een loflied over de hemelse aanwezigheid van Jezus bij zijn Vader. Hij vervult het al in alles.
Géén feest van de ‘luchtmacht’ of van de eerste ruimtevaart.
Noch Paulus, noch de andere schrijvers van het Nieuwe Testament geven een fysische uitleg en een ruimtelijke beschrijving van dat gebeuren. Ze schilderen dus geen zwevende Christus.
Bij een bezoek van een delegatie uit de Sovjet-Unie, zei de Duitse minister van Buitenlandse zaken dat hun ontmoeting in Berlijn plaats vond tijdens de week van Hemelvaart, een verplichte feestdag. De Russische tolk vertaalde dit zo voor de leden van zijn delegatie: “Morgen werken de Duitsers niet, want zij vieren het feest van de luchtmacht ”.
In de Hemelvaartskerk boven op de Olijfberg staat op een rotsblok de laatste voetafdruk van Jezus op aarde! In een kerk van Château-d’Oex hangt een schilderij over de Hemelvaart met de voeten van Jezus even boven de aarde verheven.
Laat dit echter wél voor ons duidelijk zijn: Jezus is niet de voorganger van de kosmonaut, die de eerste ruimtevaart om de aarde vloog. Hemelvaart is niet een overwinning over de zwaartekracht van de aardbol. Hemelvaart is echt anders dan in de beschrijving van de fameuze preek van de pastoor van Mannekensvere. Die begon als volgt: “ T’is ik zal preek over de klimop van de Jezus”.
De schrijver van de Efeziërs wenst zijn lezers een klaar innerlijk oog. Deze ziet de wolk die Jezus aan onze ogen onttrekt als teken van Gods mysterie en de bevestiging dat Hij is ingetreden in Gods heerlijkheid.
Rouw en tóch vreugde.
Bij het sterven van Jezus was er verwarring en onzekerheid. Op Goede vrijdag en de daaropvolgende uren rouwden en weenden de leerlingen (Mc. 16,10). Zij gaven geen krediet aan de berichten van de vrouwen dat Jezus zou zijn opgestaan. Tenslotte werd Hemelvaart tóch voor hen bron van vreugde (Lc. 24,52). Jezus verzekert hun van zijn blijvende aanwezigheid en geeft hun een zending naar de toekomst (Mt. 28,18-20).
Een afscheid stemt meestal tot droefheid. Meestal. Want bij het heengaan van goede mensen kan doorheen tranen een glimlach stralen. Een moeder had samen met haar echtgenoot een gezin van acht kinderen groot gebracht. Zij was sterk geëngageerd en was net voorbij de negentig worden. Op het gedachtenisprentje schreven haar kinderen: “Ons moeder was een heilige vrouw, daarom is er vreugde in onze rouw.”
Jezus’ blijvende nabijheid én zending.
Hemelvaart is geen weggaan naar een verre uithoek van de kosmos. Het is een blijvende nabijheid, die de leerlingen zo hevig aangrijpt dat daaruit een blijvende vreugde ontstaat. Jezus trekt niet naar een verre planeet. Hij gaat binnen in de levensgemeenschap met de Levende God, in wiens macht en heerlijkheid hij deelt. Jezus is sterker dan alle machten waar we aan gebonden zijn en die ons kunnen verlammen.
Pasen, Hemelvaart en Pinksteren vormen één groot feest uit. Liturgisch is Hemelvaart niet het einde van de paastijd. De paastijd eindigt op de achtste paaszondag met Pinksteren. Het feest van Pinksteren opent de ruimte, waarin de leerlingen van Jezus zijn oproep bij zijn Hemelvaart zullen opvolgen. Vanaf Pinksteren getuigt de jonge kerk dat Jezus de levende is en toekomst biedt. Christus is bij zijn Vader en niet ver van ons. Wij zijn het die ver van hem weg kunnen zijn. De weg naar elkaar blijft open. Het gaat eigenlijk om de ruimtevaart van het hart, dat zich opent voor de wereldomvattende liefde van God.
De ervaring van karmeliet Laurentius uit Parijs in de 17e eeuw.
Bij het heengaan van Jezus op Hemelvaart kunnen we reageren zoals de pelgrim Felix Timmermans op het Emmaüsverhaal:
“En wijl hij zegenend, de ogen sloot, gebeurde het: Zijn aangezicht verklaarde in een hemels licht, waarin hij plotseling verdween. Dit was het wonder.
Wij stonden weer alleen, doch vouwden blij onz’ handen. Het was alsof Hij door ons heen verdween en ’t licht in ons is blijven branden. Blijf zo in ons, o Heer, de zon gaat onder!”
In de Teresiaanse Karmel is er een eenvoudige Parijse medebroeder uit de 17e eeuw die op een aantrekkelijke manier die blijvende aanwezigheid van God bij ons en in ons heeft doorleefd. Zijn naam is Br. Laurentius van de Verrijzenis.
Zo geeft hij ons deze wijze raad: “Om heilig te worden hoef je niet van werkzaamheden te veranderen, maar voor God te doen wat je gewoonlijk voor jezelf doet. Doe dus alles uit liefde voor God. Maak gewoon gebruik van al je concrete bezigheden om daarin je liefde voor God gestalte te geven en je aandacht voor zijn aanwezigheid wakker te houden”. Mijn wens is daarom : “Hou van God in de hemel van je hart”.
Download of print deze homilie als pdf