De eerste kinderjaren van Thérèse Martin bereiden haar een zeer moeilijke toekomst voor. Want om haar leven te redden, wordt ze toevertrouwd aan een voedster op het platteland. Wanneer ze terug thuis is, verliest ze op vierjarige leeftijd haar moeder, die sterft aan kanker. De familie verhuist naar Lisieux. De kleuter wordt met veel genegenheid omringd. Toch is Thérèse getraumatiseerd door het verlies van haar moeder, aan wie ze zich sterk gehecht heeft. Ze wordt verlegen en overgevoelig. Op negenjarige leeftijd zinkt ze zelfs weg in een ziekte van psychosomatische aard. Thérèse zal later vragen dat iedereen zou weten dat ze veel geleden heeft tijdens haar leven.
Een vechtster, geen suikerzoet meisje.
Maar ze is van nature een vechtster. Ook als haar inspanningen om boven de moeilijkheden uit te stijgen, voorlopig van succes verstoken blijven. In stilte bereiden die onvruchtbare pogingen toch de opmerkelijke sterkte voor, die haar vanaf haar vijftiende jaar zal kenmerken. Ze wordt van haar overgevoeligheid bevrijd met haar “kerstgenade” in 1886. Op korte tijd wordt ze een rijpe jonge vrouw.
Thérèse stelt zich enthousiast open voor het leven, de studie, de schoonheid van de natuur, reizen (naar Rome bv.), contacten. Maar vooral voor Jezus Christus, die haar grote liefde is. Ze verlangt Hem alles te geven. Ze wenst mee te werken aan het geestelijk welzijn van alle mensen. Op vijftienjarige leeftijd kan ze zich laten aanvaarden in de strenge contemplatieve gemeenschap van de Karmelietessen van Lisieux.
Tien maanden na haar intrede in de Karmel, wordt haar vader opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis. Voor Thérèse is dit een pijn en een vernedering zonder naam. In de context van de beproeving, gaat Thérèse nu een uitzonderlijk mystiek avontuur beleven. Het wordt een radicale zoektocht naar Christus en de heiligheid. Haar horizon is uitgesproken medemenselijk en kerkelijk. In 1890 spreekt Zuster Thérèse van het Kind Jezus haar eeuwige geloften uit.
Accent op Gods barmhartige liefde.
Als ze 22 is, doet ze grote ontdekkingen over de “barmhartige Liefde” van Christus. Nu houdt ze op met God en de heiligheid te willen veroveren op het scherp van de snee. Ze gaat eerder het accent leggen op ontvankelijkheid tegenover de H. Geest. Het is haar “kleine weg van vertrouwen op Gods barmhartige liefde”, die haar beroemd zal maken in de geschiedenis van de christelijke spiritualiteit.
Op vraag van haar Priorin, haar zus Pauline, stelt ze haar ‘jeugdherinneringen” op schrift. “Histoire d’une âme” wordt een wereldvermaarde bestseller, die in meer dan vijftig talen vertaald werd. Zelf vermoedde ze eerst de publicatie niet en nog minder de toekomstige uitstraling.
Thérèse heeft haar talenten en menselijke gaven blijven ontwikkelen. Ze wordt belast met de geestelijke vorming van de vijf jonge karmelietessen, die nà haar in de Karmel ingetreden zijn. Ze verlangt ook naar een missie-karmel te vertrekken, maar de ziekte zal haar dit beletten.
Als ze 23 is, wordt Thérèse door tuberculose, de gesel van die tijd, aangetast. Ze geraakt bovendien in een diepe geloofsbeproeving gewikkeld. Obsederende vragen komen in haar op betreffende het persoonlijk voortleven na de dood. Ze weet zich nu, samen met de zondaars en de ongelovigen, aanzitten “aan de tafel van bitterheid”, zoals ze schrijft. Ze ontdekt – meer en meer – haar missionaire plaats op het onzichtbare internet van de gemeenschap van alle mensen die geloven, of die tot geloven uitgenodigd zijn.
“Ik ben als verrezen”.
“In het hart van de Kerk zal ik de Liefde zijn!” Het lijden, dat constant aanwezig is in haar leven, wordt omgevormd door het vuur van Gods liefde en door vriendelijke aandacht voor haar medemensen. Zij maakt een soort paaservaring mee: “Ik ben als verrezen…”, zegt ze kort voor haar dood. Ze voorvoelt haar toekomstige “zending” op aarde, belooft “haar hemel door te brengen met goed te doen op aarde”. Ze sterft in 1897, 24 jaar oud.
Haar biografie verspreidt zich snel en de voorspelling van Thérèse komt uit: “Iedereen zal van me houden”. Ze wordt in 1925 heiligverklaard, in 1927 uitgeroepen tot universele Missiepatrones en in 1997 tot kerklerares. Ze is een geliefde volksheilige, een van de meest geciteerde heiligen, ook door alle pausen.
♦ ♦ ♦ ♦ ♦
Wat kan de ervaring van Thérèse van Lisieux, die men slechts goed kan begrijpen in een geloofscontext, aanbrengen voor de postmoderne mens, die vaak ontmoedigd is tegenover het heden en de toekomst?
Thérèse onderlijnt de waarde van de gratuïteit en de vriendschap in ons leven. Ze staat naast de moderne mens in zijn heimwee naar het Transcendente. Als mystica heeft ze de dubbele ervaring gekend van een zeer verlicht geloof en anderzijds van een donkere geloofsbeproeving. Zij heeft gedeeld in onze moeilijkheid om te geloven en de eisen van de rede gevoeld. Toch bleef ze zich overgeven aan het getuigenis over Jezus, van hen die ‘gezien en geloofd hebben’.
Profeet van een God van toekomst.
Als ze gehuld werd in diepe duisternis, bevestigt ze met kracht haar vreugde, omdat ze nu geloven mag, zonder van het geloof te genieten. “We hebben maar dit ene aardse bestaan om te leven vanuit het geloof.” Haar vooruitzicht blijft uitzonderlijk positief: “Ik sterf niet, ik ga het Leven binnen!”
Zo is Thérèse een getuige van de hoop. Haar liefde voor Christus, heeft haar genezen en haar hart doen openbloeien. De ontdekking van de “barmhartige Liefde”, maakt van haar de profeet van een God van toekomst. Juist de ervaring van menselijke onmacht wordt voor Thérèse en voor ons zo een groeiplaats van hoop.
SLOT
De spiritualiteit van de H. Thérèse begunstigt de grootheid in de kleinheid, de schoonheid in het verborgene, de warmte in de Aanwezigheid van een Welbeminde Jezus, de ijver in de “kleine dingen” van elke dag en de universaliteit in de broederlijke liefde. Thérèse heeft de evangelische heiligheid gedemocratiseerd en haar opnieuw toegankelijk weten te maken voor ons allen.