(Johannes 9,1-41)
“Je ziet maar klaar met het hart”, zegt de kleine prins van Antoine de Saint-Exupéry. Het gaat om dít ‘zien’ in het evangelieverhaal. Kijken doen we met onze ogen. Zo kéken de mensen naar een blinde bedelaar. Maar Jezus ‘zàg‘ deze unieke mens in al zijn ellende. En zijn hart gaat naar hem uit. Zoals spreken wij ook van iemand ‘gaarne zien’. Dan gebeurt het wonder van de echte liefde, die geneest blindheid.
Je wordt herboren als gelovig mens.
Wat is er precies gebeurd? Het gaat bij Johannes niet zozeer om het genezen van oogletsels, van lichamelijk leed. Een evangelieverhaal is trouwens nooit louter historisch, of zoals hier een soort medisch rapport. Het is veel méér. Het gaat hier om het diepere ‘zien’ van het geloven. De blindgeborene komt tot dit gelovig ‘zien’ van Jezus. Hij vertrouwt zich aan Hem toe. Jezus dringt door in het duister bestaan van deze lijdende arme. Hij wordt herboren als gelovig mens.
Maar dit wonder van bevrijding en verlichting gebeurt niet zonder slag of stoot. Om te beginnen is die blindgeborene in de ogen van de mensen een zondaar. De leerlingen vragen dan ook aan Jezus: “Wie heeft er gezondigd, hij of zijn ouders?”
In Jezus’ tijd werd lijden gezien als gevolg van zonde. Ook onschuldig lijden. De blindgeborene was “geheel geboren in zonde”, dat kon niet anders. Zijn lijden was een straf van God wegens de zonde. Zo dacht men toen. Jezus breekt met deze opvatting. De blindheid van deze mens is niet de schuld van zijn ouders, noch van hemzelf, noch een straf van God. “De werken Gods moeten in hem openbaar worden”, zegt Jezus. M.a.w. Gods liefde voor deze blinde mens moet openbaar worden door zijn genezing.
Nog getekend door angst voor God ?
Het verband tussen kwaad en straf van God is nog niet uit de wereld. Soms klagen mensen bij een of ander ongeluk: “Waar heb ik dat verdiend?” Of er wordt gezegd i.v.m. vaststelling van verminderd kerkbezoek: “Er moest maar weer eens oorlog komen of een natuurramp, dan zouden de kerken wel weer vol zitten!” God zendt geen onheil over om mensen te bestraffen.
Sommige gelovigen zijn soms nog getekend door angst voor deze allesziende, controlerende God, die niemand ontzag. Jezus maakt ons duidelijk dat Gods ‘zien’ altijd een ‘gaarne zien’ is en blijft. Ook, zelfs als een mens wèl persoonlijke schuld draagt. Kerklerares Thérèse van Lisieux benadrukt hoezeer we onder Gods liefdevolle, barmhartige, vergevende blik mogen herademen en uitgenodigd worden om ons te verbeteren. Denk aan de tollenaar Zacheüs van Jericho die door Jezus uit zijn boom werd gehaald.
Johannes en zijn dubbele bodem.
De verhalen van Johannes hebben altijd een dubbele bodem. Die blindgeborene staat symbool voor de blindheid van een heel volk. Een volk dat in de duisternis zit en het licht van de Messias niet ziet. Maar Jezus-Messias is vol zorg en trekt zich die blindheid aan.
Zoals de Scheppende God de mens had geboetseerd uit klei en adem, zoals we lezen in het bijbelboek Genesis, zo kneedt hier de Messias slijk uit stof en speeksel. Daarmee zalft hij de ogen van de blinde. Hij zendt hem naar het water van Siloam, dat betekent ‘gezondene’. Als hij zich gewassen heeft, gaan zijn ogen open. Er is licht. Hij ziet. Hij is herschapen. Zo levenskrachtig en lichtgevend is het water van de Gezondene van de Vader, Jezus. Het is meteen een verwijzing naar het doopwater waarin we worden ondergedompeld om eruit te verrijzen als een nieuwe mens.
De blinde zal méér en méér Jezus gelovig zien als de profeet, de man Gods, de Mensenzoon, het Licht van de wereld. Zó zullen de leerlingen gaandeweg Jezus zien. Maar vele anderen blijven stekeblind, mensen van de duisternis. De Farizeeën bv. weigeren zelfs halsstarrig de genezing te erkennen. Want het was sabbat! En op sabbat was het verboden slijk te maken en daar iets mee te doen. Ook een mens genezen mocht niet op sabbat. Wie aan de sabbat raakte, kwam aan God zelf. Dus het is wel heel duidelijk: Jezus komt niet van God. De Farizeeën weten het heel zeker. Ze hadden God vastgeklonken in hun bijkomstige voorschriften en bepalingen. Uiteindelijk beslisten zij over goed en kwaad, want ze wisten precies wat God wil. Jezus was een zondige sabbatschender.
Inzicht, inzet en zorg.
De blinde die tot geloof komt in Jezus wordt buiten geworpen. Het was de zwaarste straf nà de doodstraf. Dat was toen het pijnlijke gevolg van het ‘zien’ met andere, gelovige ogen. Zó ‘zien’ houdt een liefdevolle zorg in, die op medemensen betrokken is, een geloof dat tot inzicht komt in wat er moet gebeuren.
Dit overkwam de blinde bedelaar zoals Nikodemus, die ’s nachts naar Jezus toe kwam. Hij kreeg van Hem te horen dat hij opnieuw geboren moest worden om Gods liefde te kunnen ervaren. Herboren worden wil zeggen: dat je een nieuwe levensoriëntatie aanneemt. Het gaat om een nieuwe manier van denken, willen en voelen, van kijken, luisteren en antwoorden. Een gezuiverde manier van in het leven staan.
Het heeft te maken met de “Donkere Nacht” en de “dageraad”, waarover de karmeliet en kerkleraar Sint-Jan van het Kruis schrijft. Opnieuw geboren worden is gelovig groeien in liefdevolle aandacht voor God én voor wat Hij je concreet geopenbaard heeft over Hemzelf en over jezelf. Het is die gelovige gebedsaandacht die wij als kloosterlingen heel uitdrukkelijk tot centrum van hun leven wensen te maken.
Kloosterlingen willen ons allen zo uitnodigen tot onthaasting. Wij mogen niet verblind worden door geld, werkdruk, genoegens, status en eer. Het wezenlijke in het leven kun je alleen maar ontvangen, nl. de liefde van God. Wie voor die liefde open staat, erin gelooft, erdoor gelouterd wordt van allerlei verblindingen, erdoor verlicht en verruimd wordt, ervaart de wereld en de genegenheid voor mensen op een nieuwe manier. Ook daarom vieren we hier Eucharistie als een vast oriëntatiepunt. Het is bidden dat ons leven ritmeert en zin geeft.
Download of print deze homilie als pdf