(Mc 12, 38-44)
Je staat er helemaal alléén voor!
Een ‘weduwe’ is in de bijbel iemand die er moederziel alleen voor staat. In de bijbelse tijd genoot ze geen enkele bescherming. Ze kon niet rekenen op een financiële ondersteuning. Zonder een vast inkomen, moest de weduwe het dus praktisch alleen maar zien te redden. Ze had geen partner meer die haar liefde, zekerheid en bijstand schonk. Zo had ze vaak ook geen kenniskring van mensen op wie ze een beroep kon doen. Kortom de weduwe was écht de arme mens, soms met kinderen ten laste, die ’s morgens nog niet weet of ze ’s avonds wel iets te eten heeft.
Samen met weduwen, zitten ook weeskinderen, gehandicapten, vluchtelingen in hetzelfde schuitje. En een bijstandswet bestond niet in die tijd. De sociale zekerheid had je eventueel in je familie. Maar als dat een kleine, zwakke familie was, of je had gewoon géén familie meer, dan moest je om alles bedelen. Deze mensen hadden dus de vrijwillige steun van anderen nodig om te overleven.
Een soort omgekeerde wereld.
Maar de twee weduwen die we in de lezingen tegenkomen, worden ons niet voorgesteld als mensen die van ànderen iets nodig hebben om te overleven, maar als juist weldoeners van anderen. Van mensen die in feite zorg behoeven, worden ze dus dragers van het leven van anderen. Heel merkwaardig. Een soort omgekeerde wereld dus.
Ik las een verhaal over een weduwe in Amerika, die de was deed voor andere mensen. Toch spaarde ze zoveel, dat zij tegen het eind van haar leven een fonds kon oprichten voor kansarme jongeren die wilden studeren. Een klein fonds, maar dat groot werd, doordat op dat moment er plots ruchtbaarheid aan werd gegeven. Zo spijsden opeens welgestelde mensen ruim het kleine fonds van die weduwe. Het werd een sneeuwbaleffect dus.
Jezus ziet een weduwe vol Godsvertrouwen.
We zien in het evangelie Jezus tegenover de offerkist zitten. Hij kijkt naar de mensen. De locatie waar Jezus zit is van belang. De tempel is het huis van God, een plek om stil te staan bij het geheim dat jouw leven is. De arme weduwe, door het leven getekend, heeft weet van dit geheim. Het leven in al zijn hardheid, heeft haar ermee geconfronteerd en zij staat ervoor open. Het leven zélf heeft haar geopend voor dit geheim. Alles waar zij van leven moest, ging in die offerkist van Gods tempel.
God is voor haar niet ver weg. Hij is voor haar niet iemand waar zij bang voor is, of die zij te vriend moet houden. God is voor haar de vaste grond onder haar leven. Alles (op)offeren waar zij van leven moest, dat was voor haar geen daad van wanhoop. Integendeel. Het was een oprecht “ja” zeggen tegen haar leven en tot God, als de grond onder haar leven. Het was dus een daad van groot Godsvertrouwen.
Iemand moet dit basisvertrouwen in jou wakker maken.
Iets soortgelijks speelt in de eerste lezing. Ook hier is de rode draad vertrouwen. Vertrouwen is iets anders dan een houvast hebben en zekerheid, al lijkt het erop. Aan vertrouwen kun je je niet vastklampen, je kunt het niet najagen; het is er al. Niemand kan het je geven. Het zit al in jou, maar je bent het je vaak niet bewust. Het basisvertrouwen dat je als kind had, toen je gedragen werd op de arm of toen je veilig zat op de schoot van je ouders, dat kan bij jou weggedeemsterd zijn. Je hebt dan iemand nodig om dat vertrouwen, dat in jou al zit, te wekken, wakker te maken.
De weduwe van Sarefat laat zich midden in de hongersnood raken door de profeet Elia. Gelooft ze zijn belofte? Ziet ze in hem iemand die nóg armer is dan zij, iemand zonder dak boven zijn hoofd? Zij begrijpt van binnenuit zijn situatie. Zij herkent haar eigen bestaansonzekerheid in de zijne. Er is wederzijds begrip. En dan blijken de olie en het meel niet op te houden, omdat mensen zich met elkaar verstaan, een band scheppen, met elkaar delen … én dan blijkt God daar ‘wonderlijk’ enthousiast over.
Die weduwe is écht gelovig en niet naïef.
Elia wekt dat vertrouwen in God bij die weduwe uit Sarefat. Hij doet fors beroep op haar. Hij gaat daarin wel erg ver door – naast water – ook nog naar brood te vragen. Als profeet deed hij dit. De weduwe wist dat Elia een man van God was. Dat blijkt uit haar woorden: “Zowaar de Heer, uw God, leeft…”.
Zij is niet naïef of bijgelovig, maar een vrouw die met beide benen op de grond staat: gezien de hongersnood in het land, wacht haar en haar zoon normaal de dood. Maar ze laat zich overtuigen door de argumenten van Elia, die niet uit eigen kracht spreekt, maar in de naam van de Heer, de God van Israël, het vriendelijk geheim van ons leven. Zij en haar gezin blijven leven vanuit haar vertrouwen.
Ook voor ons hier geldt wat Elia tegen de weduwe zegt: “Vrees niet; wees niet bang”. Leven is niet iets wat je veroveren moet. Het leven is je geschonken. Leven is wel niet altijd makkelijk. Het is niet altijd leuk. Velen van u kunnen hiervan uit eigen ervaring vertellen. Lijdenssituaties hoef je niet te zoeken; die komen gewoon vanzelf op je weg.
Maar dit is het punt. Wanneer het je goed gaat en wanneer het je slecht gaat, doe in geen geval alsof je alleen op de wereld staat. Durf een beroep te doen op anderen én sta daarin open voor God, die je bemint en je vertrouwen waard is.
Iemand opent voor jou de deur naar een persoonlijke liefdevolle God.
Leven is samenleven, of je nu single bent, gehuwd, priester of kloosterling, of je in vriendschap het leven met elkaar deelt, of weduwe of weduwnaar bent geworden. Het diepste geheim van je leven ontvang ik van lieve medemensen. Zo iemand opent de deur naar dat vriendelijk mysterie in mij dat liefhebben en bemind worden heet.
We kunnen elkaar helpen deze goddelijke diepgang in ons leven te vinden. We moeten elkaar helpen, omdat een liefdevolle God zélf elke mens hiertoe uitnodigt en zijn liefde ook zo bemiddelt. Het is niet steeds gemakkelijk te doen, maar wat zullen we ons dan ‘gezegend’ kunnen noemen.
VOORBEDEN 6 – 7 november 2021
P. Christus is de hemel zelf binnengegaan
om er nu voor onze zaak bij God present te zijn.
Hij zal voor ons pleiten, nu wij onze noden aan God voorleggen.
Daarom bidden wij:
- Voor onze Paus en onze bisschoppen
dat zij bij tegenstand de moed niet verliezen,
maar blijven getuigen van Jezus’ Blijde Boodschap …
- Voor wie verantwoordelijkheid dragen op economisch vlak,
dat zij zich niet laten leiden door blind winstbejag,
maar een rechtvaardige verdeling van de rijkdom nastreven …
- Voor wie er alleen voor staan in het leven,
dat zij zich niet eenzaam voelen,
maar ervaren dat zij bij velen welkom zijn …
- Voor onze geloofsgemeenschappen in ons bisdom,
dat wij niet denken al genoeg voor elkaar gedaan te hebben,
maar steeds weer bereid zijn elkaar in nood te helpen …
- Liefdevolle God,
wij danken u voor onze Karmelroeping
en vragen u dat wij in onze communiteiten
jongeren mogen onthalen,
die ons verrijken met hun bezieling;
dat wij samen vreugdevol en dienstbaar
verder in uw nabijheid mogen leven …
P. Heer onze God,
tot uw eer offert de weduwe alles waar ze van moest leven.
Breng ons tot de overtuiging
dat ‘alles geven’ mensen in uw ogen kostbaar maakt.
Dat vragen wij U door Christus onze Heer.