(Lc 9, 28-36)
“Wat ben je toch veranderd, zeg!”
Als we na tientallen jaren een vriend of vriendin uit onze jeugd terugzien, denken we spontaan: “Wat is die veranderd!” Hetzelfde wordt waarschijnlijk van ons gedacht. Ook op korte termijn veranderen we dikwijls van gedaante. Er zijn topmomenten van intense vreugde. Dan lopen we op rozen, leven in de wolken, krijgen vleugels. Dan straalt ons gelaat. Maar er zijn ook dieptepunten. Dan is het kommer en kwel. We zien er dan eerder somber en bedrukt uit. Maar wat is onze ware gedaante? Ons ware wezen? Wie zijn wij ten diepste? Die vraag hangt samen met: ‘Waarom leven wij?’ Wij, gelovigen, vragen naar Gods bedoeling met ons leven. Jezus is de juiste wegwijzer. Hij toont ons de ‘weg ten leven’. Hij openbaart ons het ‘ware wezen’.
Als we zojuist spraken over onze gedaanteveranderingen, gebruikten we veel beelden. Rozen, vleugels, wolken, een top, enz. Het evangelieverhaal over de gedaanteverandering of transfiguratie van Jezus zit ook vol beelden. Bijbelse beelden en figuren. Een berg, drie tenten of hutten, een wolk, een stem uit de wolk, Mozes en Elia.
Drie kroongetuigen
Volgens de traditie is de berg Tabor de berg van de gedaanteverandering. Bijbels gezien is een berg dé plek waar hemel en aarde elkaar raken. Jezus gaat dikwijls het gebergte in om er te bidden. Nu neemt Hij de drie kroongetuigen mee Petrus, Jacobus en Johannes. Ze zullen er ook zijn op de Olijfberg. Ze zijn getuigen van zijn luister, maar ook van zijn ontluistering. Zowel op de berg Tabor als op de Olijfberg vallen ze in slaap. Het betekent dat Jezus uiteindelijk alleen is. Dat zijn goddelijke luister zowel als zijn gruwelijke kruisiging tenslotte een mysterie blijven.
Jezus gaat de berg op om te bidden. De verbondenheid in liefde met zijn Vader is zijn ware wezen. Hij wordt stralend wit. De kleur in de bijbel voor het goddelijke. Een wolk omvat Hem. Symbool van goddelijke aanwezigheid. Dezelfde stem van de Vader die sprak bij zijn doopsel bevestigt Hem als ‘uitverkorene Gods’, als veelgeliefde ‘Zoon van God’. Jezus wordt sprekend zijn Vader. Maar deze uitverkoren geliefde moet de bittere weg van het kruis gaan. Jeruzalem ligt dreigend in de verte. Zijn ontmoeting met de Vader in gebed verandert daar niets aan.
Zo is het met ieder gebed. Het verandert zeker diegene die bidt. Maar de situatie van pijn, lijden, onrecht, zorgen, verandert niet zomaar. Jezus zal solidair zijn met de miljoenen mensen die in uitzichtloos lijden vragen waar God blijft. Op Golgota zal Jezus het uitschreeuwen van Godverlatenheid. Maar het kruis is het einde niet. Lijden en dood hebben het laatste woord niet. De verrezen gekruisigde staat er borg voor. Tabor is al een voorsmaak. Een beetje Pasen. Daarom staat er dat Jezus met Mozes en Elia spreekt over zijn heengaan… zijn doortocht, zijn exodus.
Mozes en Elia zijn ook op de afspraak
Tabor met de wolk en de stem van God verwijst onomwonden naar de berg Sinaï. Ook daar werd het eeuwig verbond van Gods Liefde bevestigd met Israël dat ‘Zoon van God’ werd genoemd. Met de desillusie van het gouden kalf achter de rug, ontmoet Mozes God en komt met stralend aangezicht van de Sinaï, de ’tien woorden’ van God in de hand. Hij sterft echter in het zicht van het beloofde land.
Elia, de profeet als voorloper bij de komst van de Messias, is de tweede figuur uit het hooggebergte van de geest. Ook hij ervaart Gods aanwezigheid op de berg Horeb op een moment dat hij zich volkomen alleen voelt. Maar in een vurige wagen zal hij ten hemel worden opgenomen gedragen op de vleugels van de Eeuwige.
De evangelies presenteren Jezus als dé profeet-Messias. Helemaal in de lijn van de grote Mozes en Elia. Hun lot zal ook het zijne zijn. Desillusie, onbegrip, afwijzing, eenzaamheid. Maar ook schittering door Gods verheerlijking. Lijden en kruis worden gezien als doorgang, uittocht naar verrijzenis. De drie tenten of hutten die Petrus wil bouwen verwijzen ook naar de uittocht. Want op het jaarlijkse loofhutten-feest bouwden de Joden op de pleinen en platte daken hutten met palm-en olijftakken. Daarin brachten ze dag door als herinnering aan de woestijntocht uit Egypte. Maar op Tabor worden de hutten niet gebouwd. Jezus moet eerst afdalen. De woestijntocht is concreet: een harde realiteit en een kruisweg.
Na de topervaring van Tabor staat Jezus daar alleen. Een kwetsbare mensengestalte. Maar op Tabor klonk toch de stem van God en Jezus’ gelaat heeft geschitterd in goddelijke glans. Wij geloven in het mysterie dat in Jezus het gelaat van de Eeuwige God zichtbaar werd.
Bidden laat je veranderen van binnenuit
Ook wij kunnen worden wie we ten diepste zijn: mensenkinderen geraakt door Gods Vaderliefde. We kunnen in het gebed die Tabor-ervaring meemaken. Een voorsmaak krijgen van ons Pasen, onze doortocht. In het gebed kunnen we innerlijk veranderen: vertrouwen, moed en hoop krijgen. Wie een stervende heeft bijgestaan kent de ervaring dat – na de pijnlijke strijd om aanvaarding, en dikwijls na de ziekenzalving – soms een haast bovenmenselijke rust over de zieke komt. Ook de Bijbel biedt ons inspiratie aan tot transfiguratie. Of als we voorbeeldige mensen mogen ontmoeten die “iets hebben” van Jezus, kan dat wezenlijke weer in ons oplichten en ons optillen. En deze, onze identiteit is: dat wij een geliefd kind zijn van God en dat blijven, ook in de pijnlijke omstandigheden van dit leven en zeker over de dood heen.
Download of print deze homilie als pdf