(Mt 3, 13-17)
Mattheüs schreef zijn evangelie vele eeuwen nà de profeet Jesaja. Hij gebruikt zijn woorden en uitdrukkingen. Hij schreef ook nà het optreden van Johannes de Doper in de woestijn en bij de rivier de Jordaan. Deze Johannes kondigde de komst van de lang verwachte Messias aan met de woorden: “Bekeer je, verander je gezindheid, want het koninkrijk der hemelen is nabij”. Als teken van die ommekeer lieten mensen zich door hem dopen.
Jezus sluit zich bij deze mensen aan. Maar Johannes houdt hem tegen. Waarom? Johannes is zich bewust dat juist in zijn neef Jezus dat liefde-rijk van God doorbreekt; dat Jezus de Messias is en dus géén bekering nodig heeft. Maar Jezus laat zich niet weerhouden, want hij wenst – solidair – bij de zondige mensen in het water te staan en méé uit te zien naar rechtvaardigheid in alle toonaarden.
Water is symbool van verwoesting én vernieuwing.
Je hoort dus vandaag over die rivier de Jordaan. Die is beroemd geworden door de doortocht van het volk Israël onder leiding van Joshua. Na veertig jaar woestijn mocht het toen eindelijk zó het Land van Belofte binnentrekken. Deze doortocht herinnert ons nog aan die àndere bevrijdende doortocht door de Rode Zee. Toen werd het volk door Mozes zó weggeleid uit de slavernij van Egypte.
Water kan een bedreiging vormen. Dat weten wij allemaal. Daarom is water het symbool van chaos, verwoesting en geweld; maar toch óók van leven en vernieuwing. Jezus komt dus bij die Jordaan en vraagt Johannes hem te dopen. Dan mag je niet denken aan zo’n schelpje of een kommetje water, maar wél aan een volledige onderdompeling! Je gaat echt kopje onder.
Zo wordt je ook de betekenis van deze Jezus-doop duidelijk. Jezus gaat solidair onder in de verwarring, de turbulentie en de duisternis van onze samenleving. Hij neemt de zondigheid van de mensen op zich, nù al, en verder tot op het kruis. Want Hij wenst bevrijding. Hij wenst dat de mensen groeien van het donker naar het licht; dat ze gezuiverd worden van onrecht en onverzoenlijkheid en komen tot redelijkheid, rechtvaardigheid, liefde en vrede. Daarom is verloste menswording – dank zij Jezus – een opstijgen uit het duistere water, uit alles wat de ware gestalte van de mens blokkeert en dwarsboomt. En zó komen tot nieuw leven.
Het leven kàn inderdaad mensen serieus tekenen. Vele mensen hebben het nodige meegemaakt. In feite word je maar echt mens, als je léért lief te hebben, met vallen en opstaan, met tegenstroom ook. Uit het menselijk leven is dus het lijden en het offer niet weg te gommen. Het onvermijdelijk lijden met zijn kruisweg hoort bij het leven en bij je groei tot een liefdevolle mens.
De illusie dat de wereld om jou heen draait.
Als Johannes aanvankelijk weigert om Jezus te dopen, zegt deze: “Sta het nu toe; zó immers past het ons alle gerechtigheid te vervullen!”. Ook in de eerste lezing is die ‘rechtvaardigheid’ het sleutelwoord. Het gaat werkelijk om het warme verlangen van God. In het eerste scheppingsverhaal horen wij reeds hoe de mens wordt geschapen. Ieder van ons is die mens, een uniek individu. Als mens lijken wij op God. Ieder van ons draagt Gods beeld in zich. Maar we zíjn God niet. Al dreigen mensen dat makkelijk te vergeten. De digitale media zijn prachtige uitvindingen. Maar ze kùnnen mensen verleiden tot de illusie, dat de hele wereld om hén draait, om wat ‘ik’ aan het doen ben en wat ik leuk vind.
Hoe mensen eruit zien en overkomen wordt zo steeds belangrijker. Veel mensen verliezen daardoor het zicht op de binnenkant, op de echte levenswaarden. Het maakt hen tenslotte verwend, gesloten en eenzaam. Dan gaat het mis. In het scheppingsverhaal staan daarom ook de woorden: “Het is niet goed dat de mens alleen blijft”. Mensen hebben liefde en nabijheid van andere mensen nodig, om niet in zichzelf opgesloten en verblind te raken.
Vandaar dat Jezus zich lààt dopen met die woorden: “Zó past het ons al wat is vastgesteld te volbrengen”. In het woord ‘ons’ gaat hij nadrukkelijk naast zijn neef Johannes staan. En beluisteren we dat dit Gods verlangen is: dat Johannes, Jezus en wij, sàmen, die messiaanse tijd van Gods liefde nù beginnen.
In mijn veelgeliefde Jezus heb ik mijn welbehagen.
Bij de doop klinken ook woorden, die herinneren aan wat we bij de profeet Jesaja over de lijdende dienaar van Jahweh lezen. Het zijn woorden die we later ook bij de gedaanteverandering van Jezus op de berg horen, zoals bv: “Dit is mijn Zoon, mijn veelgeliefde, in wie ik welbehagen heb.” Mattheüs maakt ons hiermee duidelijk dat Jézus inderdaad, als Messias, óók die lijdende dienaar van God is.
En dat Jezus bovendien Gods Zoon is, dus niet zomaar een profeet of een hooggeplaatste mens. Nee, Jezus is iemand die uniek verbonden is met God, zoals een kind met zijn vader en moeder. Jezus is Gods DNA. Hij liet de mensen aanvoelen dat God zielsveel van hen hield. Jezus vertelde daarover in allerlei beelden en verhalen.
Wij hier, in deze karmelietenkerk, vormen samen het geestelijk lichaam van Christus. Door ons doopsel zijn we ten diepste verbonden met deze goede Jezus. In deze Eucharistie worden we nog intenser met elkaar en met Hem verbonden. Laten we Jezus toe zich helemaal in ons uit te leven!
Download of print deze homilie als pdf