Homilie Pater Piet Hoornaert 23 juni 2019 : 12de zondag door het jaar C

(Lucas 9,18-24-

Hebben is hebben en krijgen is de kunst

“Wie zijn leven wil redden, zal het verliezen”. Dat horen we van Jezus in het evangelie. Maar toch zijn er moeilijk normale mensen te vinden die hun leven niet willen redden. Het is het éérste waaraan ze denken. Al zijn er altijd echte helden geweest. Maar meestal gaat het toch zo: zodra er een noodsituatie ontstaat, duwt men gemakkelijk de andere weg. De schipbreukelingen duwen elkaar weg van het stuk hout dat ze drijvend houdt. Bij brand vertrappelen vluchters elkaar. Het zijn meestal niet de slimsten en de sterksten die in de vuurlinie terechtkomen in de oorlogen. Ook als er geen sprake is van levensgevaar, wordt er gewerkt met handen en voeten, met de ellebogen, met alle listen van geld, macht en invloed, om zélf vooruit te komen, onverschillig of het ten koste is van anderen. “Hebben is hebben”, zeggen de mensen vaak. In groot gevaar of in het dagelijkse leven. Als zíj de weg maar vrij hebben. Ze hebben echt geen zin om te verliezen, een “verliezer” te zijn.

Je aardse leven blijft niet duren

En toch zegt Jezus: “Wie zijn leven verliest om Mijnentwil, zal het redden”. Wat komt er dan toch in opstand in mensen bij zo’n uitspraak? Mensen worden namelijk ongemakkelijk als ze er stevig aan herinnerd worden dat dit aardse leven ècht niet blijft duren, als ze eraan herinnerd worden dat ze niet goed bezig zijn als ze dit leven enkel voor zichzelf uitpersen, of ook nog vals en wreed bezig zijn. De wijze mens echter doet er ons aan denken dat het aardse leven niet duurt en dat we inderdaad enkel voor onszèlf kunnen leven. En de profeet verwijt ons onze liefdeloze valse zetten. Bij die confrontatie komen mensen in opstand. Jezus, die wijze is én profeet, zegt dat aan zo’n oppervlakkig en vervormd leven – hoe dan ook – toch een einde komt. En dan?

De mensen hebben in hun gebruikelijke verwarring in Jezus inderdaad een profeet onderkend. De leerlingen kunnen Hem niet alleen laten in zijn gebed en ze vertellen Hem dat de mensen Hem voor Johannes houden, of voor Elia of “voor een van de oude profeten” die opgestaan zou zijn. Ook al begrijpen ze het fijne er niet van, toch weten ze dat Jezus zó’n wijze profeet is, die zich méér door God zélf, dan door de zichtbare wereld laat boeien. Jezus wijst erop dat God ons hele levensverhaal zélf met liefde leidt. Ook de oude profeet Zacharia deed dat. Hij voorspelde bovendien dat de inwoners van Jeruzalem over die laatste Profeet, die ze zouden “doorstoken hebben”, zouden treuren en schreien als over een enig kind. Dat “enig kind”, die “eerstgeborene” was Jezus, die Petrus “de Gezalfde Gods” noemde, “méér dan een profeet”.

Jezus heeft je leven gered

Dan kwam ook het merkwaardige, de ommekeer. Juist door het doorsteken van “de Gezalfde Gods” zou heel de egoïstische levensvisie volgens de oude mens meteen óók doorstoken worden. Er kwam door de moord op Jezus voorgoed een einde aan een levensverhaal van de mensen zonder God. Toen ze Jezus doorstaken gingen hun ogen open. Zacharia had dat voorzien. Jezus redde zó het leven van iedereen, die, omwille van Hem en zoals Hij, in dienstbare liefde dit leven wil vorm geven, tot over de dood heen. Want de verrijzenis uit de aardse dood is dan de echte redding: het betekent eeuwig leven. “De Gezalfde Gods” was dus niet enkel een wijze en een profeet. Hij was ook priester en “Zoon van God”, die zijn volk redde door zijn gebed en door zijn liefdevol levensoffer.

Het podium halen en de staande ovatie ?

“Wie zeggen de mensen dat ik ben?” Het is de vraag achter elk menselijk streven. We zijn gevoelig voor wat de mensen over ons denken. Je kent die uitspraak wellicht: “Ze zeggen. Lààt ze zeggen. Wàt zeggen ze?” Daarom zijn we ook bezorgd over ons voorkomen, over ons succes, over ons prestige. Daarom willen zoveel mensen op één of andere manier het podium halen en applaus horen, soms ten koste van hun eigen geluk. “Wie zeggen de mensen dat ik ben?” is een vraag die kàn blijven steken in de schone schijn.

Mààr Jezus graaft dieper: “Maar gij, wie zegt gij dat Ik ben?” Hij richt zich daarbij tot zijn vertrouwelingen, vrienden die alles in de steek hebben gelaten om Hem te volgen. “Wie ben ik voor u?” Deze vraag raakt de zin van ons leven. Voor iemand iets kunnen betekenen: dat is het diepste verlangen van elke mens. De zin van ons leven ligt dus ook mee buiten ons. We wensen mensen om ons heen, of tenminste iemand die zegt: “Ik ben zó blij dat je er bent, blij dat ik je heb leren kennen, voor mij ben je onmisbaar”. Zoiets horen raakt de ziel van je bestaan. Het bouwt je op.

Je bent door God bezield en bewogen

“Wat beteken ik voor jou”, is een vraag die velen met angst soms stellen, omwille van het antwoord. Want dat antwoord kan betekenen dat je ergens afgewezen wordt, dat je werkeloos wordt, niet aanvaard. Daarom willen jonge mensen alles doen om ergens bij te horen, om toch maar niet uitgesloten te worden.

“Wie ben ik?” Eigenlijk is dit een religieuze vraag. “Wie ben ik voor God?” Onze echte identiteit moet je in die richting zoeken. Je mag ervan doordrongen zijn dat je door God verlangd bent, door Hem geschapen, door Hem bemind en bewoond. Als kind van Hem ben je door God bezield en bewogen. Dan is het niet meer zó belangrijk wat de mensen over jou zeggen. Dan hebben we een voldoende zelfwaardebesef, een innerlijke stabiliteit. Dan zijn prestaties om je te bewijzen niet zo nodig.

Als je je blijft blind staren op de schone schijn, en voortdurend bezorgd bent over wat de mensen over jou zeggen, dan heb je een lastig leven. Wie zich vooral in geloof en vertrouwen door God bemind weet, die zal een diepe vrede ervaren.

 

Download of print deze homilie als pdf

Overzicht van alle homilieën.

Uitnodiging tot delen:

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven