(Mt 9, 36 – 10, 8)
Hoe word je christen, hoe kom je in aanraking met het christelijk verhaal? Hoe is het met jou en met mij gegaan? Ik ben gedoopt drie dagen na mijn geboorte. Een grote cadeau. Als kleine pruts, zat ik ’s avonds op de schoot van mijn moeder, terwijl het grote gezin rondom mij, een tientje van de rozenkrans bad. Soms draaide ik daarbij met de duimen van mijn moeder. Ik zat dus gewoon zo in het christelijk bad. Ik groeide op als christen door het concrete leven in een christelijk geïnspireerd huisgezin in te ademen.
Een gestroomlijnd christelijk geloofsverhaal.
Thuis, op school en in de kerk leerde ik bidden als een vertrouwelijk spreken met een persoonlijke God. Ik werd ingewijd in de christelijke leer en in gewijde geschiedenis. Ik zag hoe mijn ouders, mijn broers, zussen en andere familieleden de godsdienst genegen waren. Ik merkte hoe zij zich ook inzetten op de parochie en in de zorg voor mensen.
Ik nam deel aan de liturgie met de sacramenten. Ik zong in het kerkkoor en diende de H. Mis. Op de trappen van de kelder bij ons thuis leerde ik luidop de Latijnse Misgebeden opzeggen. Als gemotiveerde jonge christen wilde ik flink studeren, sporten en meebouwen aan cultuur. Ik wenste andere jonge gasten christelijk te inspireren, o.a. in de jeugdbeweging.
Reeds als een klein kind, ging ik graag ‘s zondags mee met mijn vader naar de Hoogmis. Ik herinner me de indrukwekkende orgelmuziek van Bach, de sfeer van eerbied voor God en het mysterievol opdragen van de H. Mis. Al zat de priester toch verborgen voor mijn kinderogen, achter de hoge afsluitingen van het sanctuarium. Ik kon die Hoogmis gelukkig wel mee volgen in mijn missaaltje met tekst en passende afbeeldingen. Mijn pa toonde mij in mijn boekje waar de celebrant gekomen was bij het opdragen van de H. Mis. Het belgerinkel hielp daarbij.
Maar ik groeide op met realiteitszin. Ik merkte namelijk ook de minder voorbeeldige mensen op in mijn jeugd, op school en in de kerk. Ik had beslist ook onaangename ervaringen. Dat riep vragen op.
De onvermijdelijke omwenteling.
Velen onder u herkennen zoiets. Het christelijke geloofsverhaal was voor ons veelal gestroomlijnd. De maatschappij ademde christelijk en kerkelijk. Maar dan kwam de onvermijdelijke omwenteling. Het christen-worden in een veranderende maatschappij heeft zich noodzakelijk innerlijk moeten vernieuwen, uitzuiveren en aanpassen. De kerkelijk leven was aan een herbronning toe. Het tweede Vaticaans Concilie was daarbij een erg belangrijk gebeuren. Nù word je veel bewuster voor een christelijke levenskeuze gesteld, waarbij je sterker persoonlijk voeling moet houden met de verrezen Jezus. Hij is met jou alle dagen. Blijf dus met Hem verbonden in je hart, in de kerkgemeenschap met de sacramenten. Dat is je sterkte, je kompas van goudwaarde. Keur daarbij alles om je heen en behoud het goede.
We beleven samen een nieuwe tijd binnen onze huidige westerse maatschappij. Deze tijd schenkt je wél de kans om je geloof in de goede Jezus persoonlijker, vitaler te beleven en ook zorg te dragen voor je medemensen met een zuiverder motief. Het is een nieuwe uitdaging.
Als een wijze arend word je uitgezonden.
Daarom is het belangrijk onze christelijke traditie óók te situeren, waar je merkt dat Jezus écht diep geraakt wordt door die mensenmenigte, die uitgeput is en hulpeloos, opgejaagd, zuchtend onder de druk van belastingen en om het verschil te maken tussen rein en onrein, beklemd door vele religieuze voorschriften. Jezus zag die mensen met de ogen van zijn Vader als schapen zonder herder. Maar Hij ziet de situatie ook als een oogst die binnengehaald moet worden.
Hij maakt een nieuwe start vanuit zijn biddende verbondenheid van zijn hemelse Vader. Hij herschept het volk van God. Zoals Israël vroeger 12 stammen had, zo verzamelt Hij nu 12 leerlingen. Hij wil een nieuw Israël oprichten, in de hoop dat de wereld één groot oogstland zal worden.
Hij volgt zo Mozes na. Hij voert het volk van God weg uit verdrukking, gedragen op adelaarsvleugels. Zoals arenden hun jongen uit het nest gooien om ze te leren vliegen, maar met hun vleugels onder hen blijven vliegen om ze op te vangen. Zo leidt God zijn volk. Datzelfde vertrouwen in God probeert Jezus op te roepen, wanneer Hij zijn leerlingen uitzendt.
Jezus zendt ons ook nù uit, als wijze arenden, om mensen te bevrijden van wat hen onderdrukt of hen verkeerd oriënteert. Hij vraagt aan ons: “Maak mensen godsdienstig gezond. Geef mensen die in de put zitten, of zonder toekomst, een nieuw perspectief. Bevrijd mensen uit hun isolement of negatieve eenzaamheid. Bovenal, getuig ervan dat heel de aarde van God is en dat God met zijn liefde mensen nabij is, hun herder wil zijn”.
Je leven uitduwen zoals een citroen?
Ook in onze tijd zoeken mensen om waardevol te leven. Want materieel hebben mensen het meestal redelijk goed. Maar ze voelen zich toch beklemd, opgejaagd door wat ze nog allemaal willen hebben of bereiken. Ze overdrijven, komen tijd tekort, hebben stress. Ze jagen na, wat ze anderen zien najagen. Vaak ervaren ze de medemens als een bedreiging. Ze duwen hun leven uit lijk ne citroen, ook al zijn ze al op pensioen. En opeens vragen ze zich ontnuchterd af: “Is dit nu àlles in het leven?”
Aan hen kun je als christen zeggen : “Je mag er – éérst en vóór alles – rustig op vertrouwen dat je gaarne gezien bent door God. Schenk ook oprechte liefde en vriendschap aan medemensen”. Je kunt hen zo van die boze geest van opgejaagdheid en gebrek aan zingeving genezen.
De pandemie die onze wereld door elkaar schudt en onze vanzelfsprekendheden in vraag stelt met o.a. allerlei beperkingen en voorschriften: het kan indirect de ogen van mensen wel hiervoor openen.
Op die manier wordt die oogst van God, die liefde is, binnengehaald. Op die zending mogen we – hier en nu – ons dankbaar voorbereiden.
Download of print deze homilie als pdf