âGaudete in Domino semper, iterum dico, gaudete.â âVerheugt u altijd in de Heer, ik herhaal het, verheugt u!â Zo klinkt het in de openingszang. En de tekst gaat verder: âDat uw bescheidenheid aan alle mensen bekend worde, want de Heer is nabij. Weest om niets bekommerd, maar laat al uw verlangens aan God kennen door het gebed.â Een vers dat komt uit de Filippenzenbrief 4,4-6.
Het thema van de vreugde komt in de liturgie en in het getijdengebed van deze derde adventszondag veelvuldig aan bod. Met het accent op âvreugdeâ wordt het karakter van soberheid en boete doorbroken. Ook aan de kleur van de liturgie is het te zien: het paars -kleur van boetedoening- wordt roze. De hele liturgie is vrolijker gestemd. Het is duidelijk: het feest waarnaar we uitzien komt naderbij. Kerstmis nadert.
Ook in de eerste lezing uit de profeet Jesaja wordt deze gedachte door getrokken. De profeet richt zich tot de ballingen en verwijst hen naar de gezant van de Heer, die zal komen en op wie de geest zal rusten. De komst van die gezant nodigt de ballingen uit om blij te zijn.
Alsof dat nog niet genoeg is horen we Paulus in de tweede lezing ons heel uitdrukkelijk oproepen om âaltijd blij te zijnâ! In het Evangelie verwijst Johannes de Doper dan weer heel duidelijk en vol vreugde naar Jezus.
In de advent zien ook wij vandaag uit naar Jezus. Een uitzien dat niet als een zware last op onze schouders drukt, maar dat ons integendeel vreugdevol stemt.
We kunnen ons dit jaar afvragen of er wel zoveel blijdschap en vreugde is in ons hart. Al maanden gaan we gebukt onder de lasten en de beperkingen van de pandemie, die we maar niet onder controle krijgen. We merken het bij de mensen rondom ons: het gaat wegen. We merken het ook bij onszelf. Zeker nu de dagen koud zijn, het vlug donker is en het ook duidelijk is: we zullen kerstmis dit jaar niet vieren zoals we dat graag zouden doen.
Is er vreugde in mijn hart ?
Om daarop te antwoorden keer ik terug naar de intredezang: âWees om niets bekommerd, laat je verlangens bekend worden bij God door het gebed.â Leef je zo, schrijft Paulus, dan kan je je altijd in de Heer verheugen.
Daarom is de adventstijd voor mij inderdaad het uitzien naar de komst van onze Redder. Maar het is óók de tijd die me terug brengt naar de essentie van het volgen van Jezus, de Redder. Het is de tijd die me laat nadenken over mijn christen-zijn, over de betekenis van mijn verbond met Jezus, de redder in mijn geloften en priester-zijn.
Deze derde adventszondag is voor mij een heel duidelijke oproep vanuit de liturgie om âonbekommerd te levenâ, om me niet druk te maken over zovele bijkomstigheden, om een vrije mens te zijn. Alleen als een vrije mens kan ik me helemaal geven aan Jezus Christus.
In de Karmel gaat het toch juist daar om: zo vrij worden dat mijn hele leven, mijn hele bestaan zich afspeelt in de aanwezigheid van de Heer Jezus. Alleen zo, opnieuw ga ik te rade bij de apostel Paulus, zal ik in staat zijn de goede daden te doen die God voor mij heeft bereid.
Dat lukt niet vanzelf. Dat vraagt de inzet van heel mijn persoonlijkheid. Het vraagt me de moed op te brengen om zoals Johannes de Doper âde weg recht te maken voor de Heerâ. Dat kan ik niet alleen.
Daarom heb ik de kerk hartstochtelijk lief, ook al is ze een gemeenschap van zondaars. Daarom is er de kracht die uitgaat van de verkondiging, van de sacramenten, van de diaconie, van de gemeenschap van gelovigen. Doorheen dat alles kom ik, beetje bij beetje, Jezus, de Redder op het spoor.
Sint Jan van het Kruis verwoordt het op zijn manier, in zijn Geestelijk Hooglied: âWaar houdt ge U verborgen Beminde, en laat me in zuchten achter? Gelijk een hert ontvlucht Ge, nadat Ge mij gewond hebt; Ik liep en riep U na en Gij waart spoorloosâ.
Een gedicht dat trilt van verlangen naar de liefde. Beetje bij beetje, met het verstrijken van de jaren, heeft dat verlangen naar liefde een gezicht gekregen ⊠âmidden onder u staat Hij die gij niet kentâ.
Inderdaad, advent is voor mij het uitzien naar âHem die midden in mijn leven staat en die ik nog steeds niet voldoende kenâ. Het is het verlangen naar God doorheen de momenten van stilte en eenzaamheid. Het is het verlangen naar God in mijn omgaan met de mensen rondom mij. Het is het verlangen naar God door het gebed.
Straks zullen we opnieuw vol dankbaarheid met de herders de vreugdeboodschap horen: âVrees niet, want zie, ik verkondig u een vreugdevolle boodschap. Heden is u een redder geboren, Christus de Heerâ.
Vreugde, gebed en dankbaarheid zijn de grondhoudingen waarmee we ons voorbereiden op de komst van de Heer Jezus met Kerstmis. Getekend door de vreugde, het gebed en de dankbaarheid worden ook wij âgetuigen van het Lichtâ.
o.a.m.d.g.