+
Broeders en zusters, God openbaart zich aan Mozes. Mozes die helemaal niet op zoek is naar God; hij is gewoon zijn werk aan het doen: de kudde hoeden. Maar het vreemde verschijnsel van de doornstruik die in lichter laaie stond en toch niet verbrandde trok zijn aandacht. Als Mozes naderbij komt zegt God wie Hij is: ‘Ik ben de God van Abraham, de God van Isaac en de God van Jacob.’
Hij is niet zomaar aanwezig. ‘Ik heb de ellende van mijn volk in Egypte gezien. Ik daal af om mijn volk te bevrijden’, zegt God, en daarom zendt Hij Mozes naar het volk om in zijn naam de bevrijding te bewerken. God doet dat dus niet zelf, maar doet beroep op een mens, op Mozes. Maar die staat er niet alleen voor, God de Heer zal altijd bij hem en bij zijn volk zijn.
Mozes is nog niet overtuigd en vraagt hoe hij de Israëlieten moet antwoorden als ze vragen in naam van welke God Mozes spreekt. Dan zegt God heel eenvoudig: “Ik ben die is”.
Dat eenvoudig zinnetje zegt ons dat Hij in alle tijden van de geschiedenis aanwezig is, dat Hij betrouwbaar is en dat Hij er is voor alle mensen, ook voor hen die, net zoals Mozes, niet echt op zoek zijn naar Hem. Hij zegt ook zijn naam: ‘Ik ben die is.’ Daarmee maakt God zich voor eeuwig kenbaar. Hij is geen verleden en geen toekomst, nee, Hij ís. Dat is hoop die zekerheid is, en ook een troost in bange dagen: God de Heer is altijd onder ons aanwezig.
Dat blijkt ook in het evangelie. Mensen vertellen Jezus over de wreedheden van Pilatus: ze vertellen over de op mensonterende wijze gedode Gallileeërs. Jezus vertelt over achttien mannen die bij hun verzet tegen Pilatus om het leven kwamen toen de toren van Siloam instortte. Jezus verbindt daar waakzaamheid en verantwoordelijkheid mee.
De Bijbel is het verhaal van God, die een verbond sluit met zijn volk. Om dát mogelijk te maken is Jezus heel duidelijk: ‘Als gij u niet bekeert, zult gij allen op een dergelijke manier omkomen’, zegt Hij.
Zich bekeren is, net zoals Mozes deed, meewerken met God. Is zich dus inzetten voor het Koninkrijk van God, en dat is een Rijk van liefde en vrede dat alleen tot stand kan komen als mensen er zich voor willen inzetten. Lees je het Oude en Nieuwe Testament eens door … dan zie je dit steeds weer terugkomen. God wil er voor mensen zijn. Maar mensen keren zich van Hem af, gaan hun eigen wegen. Telkens opnieuw is er de nood aan bekering. Ook vandaag. Wij zijn niet anders dan de mensen uit de Bijbel. Ook wij gaan regelmatig en zelfzeker onze eigen weg, zonder God. Of toch niet écht aan Gods hand. Ook wij hebben dus bekering nodig. Telkens en telkens opnieuw.
De God die zich aan Mozes te kennen gaf bij het brandend braambos, gaf later bij de Sinaï aan Mozes en het volk een “to do lijst” mee, de tien levensgeboden. De eerste zin luidt daar: “Ik ben de Heer uw God, die u uit Egypte heb bevrijd”.
Het gaat over verbondenheid. “Ik ben die is. Ik ben er, ik ben met jou begaan.” Het gaat om geloven en om leven.
‘Wie in Mij gelooft, zal leven, ook al is hij gestorven’, zegt Jezus bij het graf van Lazarus.
Geloof in Jezus overwint dus de dood, en brengt eeuwig leven dat niet vergaat, ook al is het lichaam gestorven.
Dat ongelovigen als mens echter niet door God gestraft worden, komt tot uiting in de parabel van de onvruchtbare vijgenboom. Als het van de eigenaar afhangt, wordt die boom omgehakt, maar de wijngaardenier wil het helemaal anders aanpakken: hij wil heel goed voor die vijgenboom zorgen, en pas als niets helpt, zal hij hem omhakken. Het is duidelijk wie wie is in dit verhaal. De eigenaar is de mens die alleen aan zichzelf en aan zijn eigenbelang denkt, de wijngaardenier is God die geduldig is met al zijn schepselen. Gelukkig is Hij niet zoals die eigenaar, want dan zou Hij bij het minste vergrijp en de minste tekortkoming ingrijpen. Maar God is geen wraak en geen straf. God vergeeft oneindig dikwijls en geeft altijd opnieuw kansen, ook als wij altijd opnieuw dezelfde fouten maken. God is liefde! Daarom zegt Hij tot iedere mens van die zich wil bekeren: ‘Wees barmhartig, zoals Ik barmhartig ben.
Dat zegt God ook tegen ons. Hij zegt: ‘Ik ben die is’. Eigenlijk zegt hij: Ik zal er altijd voor jullie mensen zijn. Hij vraagt ons dat wij er ook zouden zijn voor elkaar en voor al onze medemensen.
Laten we dat maar proberen te doen: er zijn voor elkaar en voor onze medemensen, zoals God er is voor ons.
Amen.
o.a.m.d.g.
Download of print deze homilie als pdf