+
Ook in het laatste hoofdstuk van Johannes’ Evangelie komt het thema dat doorheen zijn hele Evangelie trekt aan bod : de liefde.
In zijn afscheidsrede gaf Jezus de liefde aan als het enige gebod: ”Dit is mijn gebod, dat jullie elkaar liefhebben, zoals ik jullie heb liefgehad” (Joh. 15,12)
Dat laatste hoofdstuk uit het Johannesevangelie heeft niets aan kracht verloren. Jezus bevraagt aan de oever van het meer van Tiberias de sterkte van de liefde van Petrus. “Simon, zoon van Johannes, heb jij mij meer lief dan dezen mij liefhebben?”
Een wat pijnlijke vraag voor Petrus, hij heeft tenslotte over Jezus tot drie keer toe gezegd dat hij Hem niet kende. Precies aan Petrus vraagt Jezus nu of hij Hem méér liefheeft dan alle andere leerlingen.
Petrus krijgt dus een nieuwe kans. Maar het wordt een beetje ongemakkelijk omdat Jezus de vraag blijft herhalen. Uiteindelijk antwoordt Petrus met: “Heer, je weet alles, je weet toch dat ik van u houd.”
We kennen dit stukje Evangelie vrij goed. En zoals dat altijd is met gekende teksten ontgaat de sterkte van de tekst ons gemakkelijk. Petrus heeft heel de tijd dat de leerlingen met Jezus meetrokken zijn commentaren gegeven. Er is heel wat tijd over gegaan vooraleer Petrus van het bewonderen van Jezus kan overgaan naar het liefhebben van Jezus. Hij heeft ‘ja’ gezegd op Jezus uitnodiging om Hem te volgen. Petrus heeft over Jezus gehoord en hij bewondert Hem. Langzaam is in zijn hart het verlangen blijven groeien om Jezus te volgen.
In de tijd samen met Jezus heeft Petrus veel meningen over Hem en oordeelt hij altijd vanuit zijn eigen perspectief. Toch gaat hij graag met Jezus om. Hij krijgt zowel genegenheid als respect voor Hem.
Petrus is geen meeloper in de groep. Gaandeweg begint hij in te zien dat Jezus geen gewone mens is. Petrus opent zijn hart voor Jezus’ woorden en daden. Wat hem opvalt is dat Jezus enerzijds een gewone mens is, maar anderzijds ziet hij hoe van Jezus een enorme kracht uitgaat. Zijn liefde, mededogen en tolerantie voor mensen zijn sterker dan bij alle andere mensen. In alles wat Jezus zegde of deed vonden mensen kracht en steun. Petrus kan het allemaal niet zo goed uitleggen maar hij wordt door het doen en laten van Jezus heel sterk aangegrepen. Petrus begint een heel intense liefde en respect voor Jezus te koesteren.
Die liefde kwam er niet zomaar. Petrus moest daarvoor eerst enkele jaren heel dicht bij Jezus blijven. Pas wanneer Petrus een grote liefde voor Jezus gewaar wordt verlichtte de Heilige Geest hem van binnen. Het is de Heilige Geest die hem tegen Jezus doet zeggen: “Jij bent de Christus, de Zoon van de levende God. Jij bent uit de hemel gekomen.”
Petrus wil nooit meer van Jezus gescheiden zijn. Maar dan komen Golgotha, het graf … en Pasen. In de eerste lezing vandaag, uit de Handelingen, horen we het Petrus zelf zeggen: “Van dit alles zijn wij getuigen, maar ook de Heilige Geest”.
De eerste keer dat Jezus aan Petrus verschijnt roept Petrus gelukkig uit: “Heer! U bent opgestaan!” Huilend ving hij toen een grote vis, maakte die klaar en geeft die aan Jezus. En Jezus verdwijnt.
Voor Petrus een schok, want pas dan beseft hij dat de Verrezen Heer anders is dan de Jezus die hij voor de verrijzenis kende.
Omdat Petrus van Jezus houdt, omdat hij hem liefheeft, krijgt hij een grote verantwoordelijkheid binnen de volgelingen van Jezus. Van Jezus houden, zijn gebod van de liefde opvolgen, dit is het criterium voor een verantwoordelijkheid in zijn gemeenschap, die zich in tijd en ruimte zal verspreiden.
De liefde is nog steeds het criterium waaraan je kan herkennen of iemand een volgeling is van de verrezen Jezus.
De vraag van Jezus aan Petrus: “Heb je Mij lief?”, geeft ook ons wel te denken. Want zij geldt niet alleen voor Petrus. Die beslissende vraag geldt voor iedereen die zich christen noemt: Hebt gij mij lief? Jezus vraagt niet: wat heb je allemaal al voor mij gedaan? Wat heb je allemaal al voor mij doorstaan? Maar alleen: hebt gij mij lief? Wat betekent Christus eigenlijk voor ons? Is Hij voor ons alleen een helper in de nood? Die ons moet redden als wij zelf niet verder kunnen, die ons een antwoord moet geven op al onze vragen? Willen wij niet dikwijls dat Jezus zou moeten doen, wat wij eigenlijk graag zelf willen hebben? Jezus is ook veel meer als een ideaal, als een voorbeeld van menslievendheid en goedheid. Jezus wil dat wij Hem liefhebben, dat wij leven van zijn leven, delen in zijn liefde.
Aan de oever van het meer stond de Heer ook op ons te wachten. Ook wij zijn leerlingen van de verrezen Christus. Ook aan ons vraagt Hij om het net eens aan de andere kant uit te gooien. Ook aan ons vraagt Hij om Hem te (h)erkennen in onze medemens en Hem te volgen.
Wij moeten naast Petrus gaan staan. Jezus vraagt niet naar onze diploma’s, niet naar onze successen. Hij vraagt alleen: “hou je van Mij”.