+
Lukas begint zijn Evangelieverhaal, net zoals Matteüs trouwens, met een aantal verhalen over de geboorte en jonge jaren van Jezus en Johannes de Doper.
Drie keer gaan we daarvoor naar de tempel in Jeruzalem. Zacharias verneemt er de geboorte van Johannes. Veertig dagen na zijn geboorte brengen Jozef en Maria Jezus naar de tempel om het kind aan God op te dragen en de voorschriften van de Wet te vervullen. Tenslotte sluit hij deze verhalen af met de pelgrimstocht van Jezus en zijn ouders naar de tempel in Jeruzalem voor het jaarlijks paasfeest.
Meteen is klaar dat Lukas Jeruzalem een belangrijke plaats geeft in Jezus’ leven. Ook de hoofdstukken waarin Jezus rondtrekt in Galilea worden door Lukas afgesloten met de vermelding dat Hij op weg gaat naar Jeruzalem, waar het voor Jezus allemaal dramatisch wordt.
Maar vandaag zien we gelukkige ouders die met hun kind naar de tempel gaan. Ze dromen, zoals alle ouders, over niets dan goede dingen voor hun zoontje. Toch waren er al merkwaardige dingen: de herders hadden hun reeds verteld dat engelen hun hadden gezegd dat dit kind de Redder van de wereld zou zijn. Een tijd later zijn er vreemdelingen die door een ster bij Jezus worden gebracht en geschenken mee hadden. Vandaag ontmoeten Jozef en Maria in de tempel dan weer twee mensen die we met naam kennen: Simeon en Hannah. Zij herkennen in Jezus de Verlosser die door God werd aangekondigd.
We beluisterden dus een belangrijk stukje Evangelie. Bij de opdracht van Jezus wordt het geheim onthuld: ”Hij zal een licht zijn dat straalt voor de mensen”. Profetische woorden van een oude man die de verlossing van Israël verwacht. Hij zegt aan Jezus’ ouders dat hun zoon gekomen is om de wil van God te vervullen. We krijgen daarbij heel mooie woorden te horen van een dankbare Simeon die met het kind in zijn armen staat. Want waar hij zijn leven lang naar heeft uitgezien is nu in vervulling gegaan. Dat weet hij gewoon wanneer hij daar met Jezus staat. Wellicht daarom ook dat dit tafereel zovele kunstenaars geïnspireerd heeft…één van de bekendste is zeker Rembrandt.
We krijgen van Lukas die woorden ook te horen:
Nu laat u, Heer, uw dienaar in vrede heengaan,
zoals u hebt beloofd.
Want met eigen ogen heb ik het heil aanschouwd
dat U bereid hebt voor alle volken:
een licht dat geopenbaard wordt aan de heidenen
en dat tot eer strekt van Israël, uw volk.
Voor mij blijft het één van de mooiste lofzangen die we kennen uit de Bijbel. Wellicht speelt mee dat we dit gebed in onze katholieke traditie elke avond bidden bij het laatste gebedsmoment. Maar ook in de Anglicaanse Evensong ontbreekt het niet en Maarten Luther schreef een koraal op deze lofzang door Johann Sebastian Bach verwerkt in de cantate Mit Fried und Freud ich fahr dahin. Tevens schreef Bach op dezelfde thematiek Ich habe genug. Het blijft schitterende muziek. Muziek die zoals kardinaal Danneels z.g. me ooit zegde “tot God voert”.
Precies daarom gaat het. Met lichtmis steken mensen al eeuwen lang kaarsen aan. We vieren dat met Hem, met Jezus, het licht is gekomen dat over alle volkeren straalt. Want dat is wat Jezus doet: Hij brengt licht in de duisternis. Het licht van liefde en vrede en hoop. Simeon en Hannah zijn mensen van hoop. Hoop die ze uitdragen.
Misschien daarom dat in een tijd waarin vele mensen het moeilijk hebben opgeroepen wordt om een kaars aan te steken voor het raam te zetten. Licht brengt warmte, brengt hoop. Heel mooi heeft Tertullianus (2eE) over brandende kaarsen gezegd: “Wij hebben nooit een dienst gevierd zonder kaarsen en we gebruiken ze niet enkel in de duisternis van de nacht, we ontsteken ze ook bij daglicht. We hebben de bedoeling met deze brandende kaarsen Christus voor te stellen, het Ongeschapen licht, licht waarin wij wandelen, zowel bij volle dag als bij duisternis”.
Sta me daarom toe te eindigen met dat krachtige gedicht van Oosterhuis:
Licht dat ons aanstoot in de morgen
voortijdig licht waarin wij staan.
Koud, één voor één en ongeborgen
licht overdek mij, vuur mij aan.
Dat ik niet uitval, dat wij allen
zo zwaar en droevig als wij zijn
niet uit elkaars genade vallen
en doelloos en onvindbaar zijn.
Licht van mijn stad de stedehouder
aanhoudend licht dat overwint.
Vaderlijk licht, steevaste schouder,
draag mij, ik ben jouw kijkend kind.
Licht, kind in mij, kijk uit mijn ogen
of ergens al de wereld daagt
waar mensen waardig leven mogen
en elk zijn naam in vrede draagt.
Alles zal zwichten en verwaaien
wat op het licht niet is geijkt.
Taal zal alleen verwoesting zaaien
en van ons doen geen daad beklijft.
Veelstemmig licht, om aan te horen
zolang ons hart nog slagen geeft.
Liefste der mensen, eerstgeboren,
Licht, laatste woord van Hem die leeft.
o.a.m.d.g.