+
Eerlijk gezegd: de eerste lezing van vandaag heb ik altijd al een vreselijk verhaal gevonden. Ik heb het steeds gelezen met in mijn achterhoofd: dit kan en mag God van geen mens vragen … ook niet om iemand gewoon op de proef te stellen. Er wordt wel verteld over Abrahams vertrouwen in God … maar je leest ook de onrust bij Isaak, zijn zoon, die voortdurend vraagt waar het offerlam is. Uiteindelijk komt het in het Bijbelverhaal allemaal goed.
Abraham is onderweg, hij is een vriend van God. Hij gaat vertrouwelijk met Hem om. Met andere woorden: hij is een man van geloof en vertrouwen. Maar ook een man met fouten en tekorten. God stelt hem op de proef. Een zware beproeving zelfs: “Enige tijd later stelde God Abraham op de proef ‘Abraham! zei hij. ‘Ik luister,’ antwoordde Abraham. “Roep je zoon, de enige, van wie je zoveel houdt; Isaak, en ga met hem naar het gebied waar de Moria ligt. Daar moet je hem offeren op een berg die ik wijzen zal”.
Het offer van Isaak blijft één van de controversiële Bijbelverhalen. Ook de moslims kennen dit verhaal in hun traditie. Bij hen is het ‘offerfeest’ hun tweede grootste feest. Op deze dag worden door moslims dieren die volgens dhabiha geslacht zijn gegeten. Het vlees wordt door hen gegeten en verdeeld onder armen, buren en familieleden.
Ik vrees dat ik het verhaal ook vreselijk vind, omdat het me wat onrustig maakt. Natuurlijk … het gaat, zowel in het Oude Testament als bij de moslims, over vertrouwen op God en over God die alles ten goede keert.
Maar het verhaal laat mijn gedachten onwillekeurig gaan naar die duizenden kinderen wereldwijd die, ook vandaag, soms zelfs gevaarlijke kinderarbeid moeten verrichten. Mijn gedachten gaan naar de zovele “kind soldaatjes”, naar kinderen opgesloten in mensonwaardige omstandigheden in kampen aan onze Europese grenzen …
Anders dan in het Bijbelverhaal is er voor hen geen engel van de Heer die vanuit de hemel roept: ‘Raak dat kind met geen vinger aan en doe het niets.’
In de woorddienst van deze tweede vastenzondag staat tegenover de berg Moria de berg Thabor. Jezus hoort een stem van de hemel: “Deze is mijn zoon, de welbeminde; Luister naar hem.”
Je moet de korte stukjes Evangelie die we zondag na zondag horen uiteraard in hun context plaatsen. In het hoofdstuk voor het ‘Thaborverhaal’ wordt verteld dat Jezus enkele dagen voordien begonnen was aan zijn leerlingen uit te leggen: “De Mensenzoon moet veel lijden. Hij moet verworpen worden door de oudsten, hogepriesters en schriftgeleerden, ter dood gebracht worden; en na drie dagen opstaan. Hij sprak hierover ronduit” (Mc. 8, 31-32). Jezus staat nu volop in de leerschool van het lijden.
Dat brengt ons naar nog een andere berg, de berg van Golgota, waar wij op Goede Vrijdag zullen staan. Daar roept Hij met luide stem: “Mijn God, mijn God, waarom hebt U mij in de steek gelaten?”
Maar vandaag trekt Jezus met enkele leerlingen de Thaborberg op. Wat zich daar afspeelt doet me aan een stukje uit een bekend gedicht van Goethe denken:
ist Ruh,
in allen Wipfeln
spürest Du
kaum einen Hauch;
die Vögelein schweigen im Walde.
Warte nur, balde
ruhest Du auch.”
heerst rust,
in elke boomkruin
bespeur je
amper nog een zucht;
de vogels zwijgen in het loof.
Wacht maar, spoedig
rust jij ook.
Er is rust en tevredenheid. De hemel is dichterbij. Ik weet nog, toen ik achttien was en ik met een jeugdbeweging een bergwandeling in de Alpen maakte en ik omwille van de grote inspanning en bij momenten ook mijn grote schrik voor afgronden waar we langs moesten en dus van binnen ‘God en klein Pierke verwenste’ een grote voldoening kende toen we uiteindelijk bij de ‘cabanne’ aankwamen en mochten genieten van … ja van dat hemels uitzicht. We konden naar huis een zichtkaart versturen met stempel van de cabanne er op … Maar deze vastenzondag wil geen verslag van een toeristen trektocht brengen. De Evangeliestukjes die we een vastentijd lang beluisteren willen ons vooral in de nabijheid van Jezus brengen. Ze willen ons Jezus beter leren kennen.
Vandaag trouwens met de duidelijke uitnodiging: “Luister naar Hem”. Eigenlijk is dit al een verrijzenisevangelie. Iets van de vreugde van Pasen klinkt hier reeds.
Het Evangelie van vandaag doet me niet alleen denken aan dichters of iconenschilders die het gebeuren van de ‘transfiguratie’ met woorden of kleuren hebben geschilderd. Ik moet ook denken aan Ireneüs van Lyon, de eerste grote theoloog en kerkvader. Van hem kennen we zijn beroemde uitspraak: “Gloria Dei vivens homo, vita hominis visio Dei; Gods glorie is de levende mens, maar het leven van de mens is het aanschouwen van God.” Daarmee worden we uitgenodigd om ons niet af te keren van de wereld en het leven. Integendeel, om God te kennen, moet je de wereld binnen trekken, zoals God zelf in Jezus onze wereld binnen is gekomen. Alleen zo word je een mens in het spoor van Jezus. Alleen zo word je “heilig”… door ten volle mens te worden.
We moeten dus ons diep menselijke niet verloochenen maar naar boven laten komen. We worden vandaag met de leerlingen boven op de berg uitgedaagd om lief te hebben, om mensen te bemoedigen … zoals Jezus zelf dat ook heeft gedaan. Zo is in zijn persoon iets gaan oplichten van wie God zelf is. En Hij werd stralend licht, vertelt Markus ons.
Als wij zo “in de navolging van Christus” durven gaan staan, dan worden jij en ik écht mens. Dan gebeurt God ook in jou en in mij. Dan worden we – op weg naar Pasen – misschien zelf ook een beetje heilig en een bron van zegening voor elkaar.
Het is toch gewoon schitterend dat in de vastentijd, de tijd van boete, van soberheid, van bekering … we een Evangelietekst beluisteren die reeds spreekt van het Licht van Pasen …
“Licht dat ons aanstoot in de morgen
voortijdig licht waarin wij staan.
(…)
Licht, kind in mij,
kijk uit mijn ogen of ergens al de wereld daagt
waar mensen waardig leven mogen
en elk zijn naam in vrede draagt.
(…)
Veelstemmig licht, om aan te horen
zolang ons hart nog slagen geeft.
Liefste der mensen, eerstgeboren,
licht, laatste woord van Hem die leeft.
Alles zal zwichten en verwaaien
wat op het licht niet is geijkt.”
o.a.m.d.g.