+
Hoe vaak bekruipt ons niet het gevoel dat het te laat is om eraan te beginnen. Die relaties met buren, of met een broer, een zus. Dat is nu al jaren zo, dat we geen woord meer zeggen tegen elkaar. Dat zal niet meer veranderen. Dat is zo en dat zal zo blijven. Hetzelfde liedje als het gaat over het grote wereldgebeuren.
Maar … hoorden we in de eerste lezing niet de prachtige woorden: “Uw gedachten zijn niet mijn gedachten, mijn wegen niet uw wegen – is de Godsspraak van de Heer.”
Ze verwoorden perfect waarom de parabel in het evangelie langs alle kanten botst met menselijke gedachten, maar niet met Gods gedachten, want die zijn helemaal anders dan de onze. Naar menselijke normen kan die parabel inderdaad niet door de beugel van wat wij als normaal en rechtvaardig aanvoelen.
Maar de parabel van de werkers van het elfde uur wil juist een oproep zijn om aan alle doemdenken een halt toe te roepen. Het is niet te laat, het is nooit te laat om de oproep te horen en aan de slag te gaan, om bruggen te bouwen, om met alle mogelijke middelen aan vrede te werken – want aan vrede werken, dat is effectief werken in de wijngaard, aan de slag gaan opdat “uw rijk kome”, zoals we in het Onze Vader telkens bidden. Dat rijk heeft immers alles te maken met gerechtigheid en vrede, met een wereld waar het goed is voor iedereen, waar het goed is om te wonen.
Die werkers van het elfde uur zeggen dat nog niemand hen gevraagd heeft, en dat ze daarom werkeloos aan de kant zijn blijven staan. Zou het niet om een andere reden kunnen zijn, namelijk omdat ze de vraag nog niet gehoord hebben? Dat ze niet aanspreekbaar waren, te veel met andere dingen bezig, die niets te maken hebben met ‘in vrede samenleven’? Ons geloof zegt toch dat God ons voortdurend wil aanspreken? Maar we kijken een andere richting uit en zijn onaanspreekbaar.
Daarom wellicht de oproep in de eerste lezing :“Zoek de Heer nu Hij zich vinden laat”. Hij laat zich vinden, nu. In het voorbije halfjaar, in die coronatijd, zijn er mensen die Hem weer ontdekt hebben, en datgene waartoe Hij ons oproept: het belang van onze zorg om mekaar, de vrede van een niet overvolle agenda, de waarde van verbondenheid, de meerwaarde van een wereldwijde aanpak van een groot probleem zoals de klimaatverandering.
In de parabel die Jezus vandaag vertelt, zien we dat de wegen van God inderdaad heel anders zijn dan onze wegen. Alle arbeiders krijgen een kans, want voor Hem is niemand een nietsnut. En om het helemaal duidelijk te maken dat zijn wegen anders zijn dan de onze, krijgen ook de arbeiders van het elfde uur een volwaardig loon uitbetaald.
Heel wat mensen willen niet weten van God en willen helemaal niet meebouwen aan Gods Rijk van liefde en vrede. Dat klopt. En toch … ook bij mensen die niet in Hem geloven is God blijkbaar aan het werk. Ook zij ontdekten weer wat echt belangrijk is, waar het in ons leven echt op aankomt. Ook met andersgelovigen en niet-gelovigen kunnen we samenwerken, voor meer vrede en gerechtigheid. Ook dat is bruggen bouwen!
De parabel van deze zondag, is een parabel van de hoop die zekerheid wordt door Gods eindeloze liefde en barmhartigheid. Hij vraagt ons niets, Hij geeft alleen. In de parabel moet zijn rentmeester niet eens nagaan of de arbeiders wel goed gewerkt hebben. Hij moet hen alleen betalen, te beginnen met de laatsten. Die parabel is dus een bijzonder opbeurend verhaal voor alle mensen. Het toont aan dat God geen enkele mens in de steek laat. Ook als iedereen een mens laat vallen, als iedereen hem of haar ontrouw is, dan is er nog altijd God die trouw blijft tot in eeuwigheid. Want zo is onze algoede God.
En wij, die hier bijeenkomen om naar Gods woord te luisteren en om van zijn brood te eten, mogen ons door Hem gesteund en gesterkt weten.
Het is nooit te laat om eraan te beginnen, om vredeswerker te worden.
In de kleine wereld rondom ons, en in de grote wereld, ons gezamenlijk huis en in tijden van kwetsbaarheid is het zó belangrijk om bruggen te bouwen.
Zijn we niet allemaal vanuit onze doopgenade geroepen de Blijde Boodschap te verkondigen? Ik denk het wel, en als iemand die Blijde Boodschap dan aanvaardt, dan moeten we toch niet jaloers zijn dat God die even graag ziet als ons, integendeel, we moeten blij zijn, want daar was het ons en God toch uiteindelijk om te doen?
O.a.m.d.g.