+
Spreek je de naam Lionel Messi, of Cristiano Ronaldo of Roberto Martinez … dan weet iedereen over wie je het hebt. Spreek ik de naam Johannes van het kruis uit, dan zullen de meeste mensen me met vragende ogen aankijken.
Mensen die vertrouwd zijn met de wereldliteratuur, of met christelijke mystiek zullen wél weten over wie ik het heb. Ben je vertrouwd met de spiritualiteit van de Karmel, dan is Johannes van het kruis geen onbekende voor je. Dan weet je dat hij samen met Teresa de Jesus (Avila) grondlegger is van de Hervormde Karmel. Mogelijks heb je iets van zijn gedichten gelezen en/of de commentaren bij die gedichten.
Het is bijna de logica zelf dat Johannes “van het kruis” afgebeeld wordt met een kruis. Ook hier bij het hoofdaltaar van deze kerk staat hij zo afgebeeld. In onze parochiekerk te Berchem is hij bovendien afgebeeld kijkend naar een kruis met de kap van zijn habijt diep over het hoofd getrokken. Op zich is daar allemaal niets mis mee. Alleen voeden die voorstellingen het ascetische aspect van zijn spiritualiteit. Eigenlijk heeft dat ascetische een té sterk accent gekregen.
Zelfs Teresa de Jesus, op bezoek in het eerste kloostertje van de Hervorming bij de broeders zegt: “Zoveel kruisen!” Maar ze wordt er ook door geraakt en zegt over een klein eenvoudig houten kruisje van een wijwatervaatje met daarop een afbeelding van Christus geplakt: “Het kleine houten kruisje van het wijwatervat zal ik nooit vergeten.” Zelf zal Johannes van het kruis later in zijn commentaar bij ‘De Donkere Nacht’ schrijven: “je moet je niet hechten aan zichtbare hulpmiddelen … zij richten je ogen alleen maar op God met wie je op goede voet wil staan en die je wil behagen”.
Je op God richten. Dát is wat Johannes van het kruis ieder van ons wil leren.
Dat betekent helemaal niet dat Johannes van het kruis zich onttrekt van taken die zijn pad kruisen: auteur, overste, biechtvader, provinciaal raadslid, eerste raadslid van de generale overste, belast met het stichten van paterskloosters …
Dwars doorheen al die bezigheden loopt een rode draad … een vraag die hem heel zijn leven heeft bezig gehouden: “Beminde (God) waar houdt Gij U verborgen?” Het antwoord op die vraag schrijft hij neer in het begin van zijn boek ‘Geestelijk Hooglied’: “Naar het woord van Johannes (1, 18) is de plaats waar de Zoon van God verborgen is, de schoot van de Vader”.
In een interview met Annemie Struyf, deze week op kerknet, werden haar zeven vragen gesteld die Jezus in de evangelies ook stelt. De laatste vraag is: “Waarom zoek je Mij?” Annemie antwoordt: “Omdat ik heimwee heb naar die Goede God uit mijn kindertijd. Hij droogde mijn tranen en stelde mij gerust. Hij was goed, wijs, liefdevol, betrouwbaar, altijd dichtbij, hij luisterde en antwoordde, hij ving mijn liefsten en mezelf op. Hij ging nooit weg, zelfs na de dood bleef hij dichtbij. Hij hield het Kwaad ver weg en legde beschermend zijn Mantel om ons heen”.
Heimwee naar God … houdt je op de weg van een zoekend geloof. Johannes van het kruis schrijft: “Op de eerste plaats moet je weten dat als een mens God zoekt, God nog veel meer naar jou zoekt” (uit de ‘Levende Vlam van liefde). “God heeft je het eerst lief gehad en nodigt je uit tot het aanvaarden van zijn liefde en dus tot een antwoord van jouw kant op die liefde.
Om dat te kunnen is het voor Juan de la cruz heel duidelijk: je moet eerst aan de kant van God gaan staan. Dat is precies Karmel: aan de kant van God gaan staan. Proberen dicht bij de verrezen Christus te blijven. Naar Hem kijken. En dat “kijken is liefde”, zegt hij in zijn geschrift ‘Geestelijk Hooglied’. Wie dat in eenvoud vol houdt gaat langzaam maar zeker ervaren dat Gods blik je tot leven wekt. Ons antwoord op die blik: “Heer, ik geloof, kom mijn ongeloof te hulp”.
We zingen het zo dikwijls:
De Heer heeft mij gezien en onverwacht
ben ik opnieuw geboren en getogen.
Hij heeft mijn licht ontstoken in de nacht,
gaf mij een levend hart en nieuwe ogen.
Zo komt Hij steeds met stille overmacht,
en zo neemt Hij voor lief mijn onvermogen.
Het is Johannes van het kruis’ eigen ervaring dat bidden niets anders moet zijn dan te beseffen dat Gods blik op jou rust. Het is je één laten maken met Christus en zo krijg je een heel nieuwe kijk op de dingen en de mensen om je heen. Je leert hoe alles transparant wordt. Je leert God ontdekken in alle dingen. “Je wil Hem zien”, schrijft Juan in het ‘Geestelijk Hooglied’.
Bidden is dus niet veel spreken tot God, maar geleidelijk aan wordt bidden luisteren naar de geestelijke stem die zich diep in je wil laten horen. Het is de heilige Geest die je stuwt naar de ontmoeting met de Heer.
Geen mooier gebed dan dit vers uit het ‘Geestelijk Hooglied’: “Kom, zuidenwind, en adem door mijn bloementuin”.
“Kom heilige Geest en maak mij nieuw, maak mij vrij voor Gods liefde”.