Naar het voorbeeld van Christus
‘Ik heb u een voorbeeld gegeven, opdat ook gij zoudt doen wat Ik u gedaan heb.’ Als wij op Pasen de beloften van ons doopsel zullen hernieuwen zullen wij ‘ja’ antwoorden op de vraag: ‘Belooft gij de Heer uw God te dienen en naar het voorbeeld van Christus uw naaste lief te hebben?’ Jezus is ons voorbeeld. En daden zeggen soms meer dan veel woorden.
De laatste avond
Jezus is gekomen aan de laatste avond van zijn leven. We kunnen proberen ons daarin in te leven: indien wij zouden weten dat het de laatste uren van ons leven zijn, zouden wij dan niet anders kijken naar elkaar? Zouden wij dan niet dankbaarder zijn voor wat kon, mocht? Zouden wij mensen niet nog een laatste geschenk willen geven, iets wat blijft, iets wat het leven van mensen blijvend beter kan maken?
Deze beide inzichten
Kijken we naar Jezus. Johannes begint zijn evangelie zo: ‘Jezus die wist dat het uur gekomen was om uit deze wereld over te gaan naar de Vader en die de zijnen in de wereld bemind had, gaf hun een bewijs van zijn liefde tot het uiterste toe.’ Deze beide inzichten: Jezus weet dat Hij naar de Vader gaat en Hij wil zijn leerlingen een bewijs geven van zijn liefde. Daarmee kunnen wij binnenkijken in Jezus’ Hart: Hij is ervan bewust dat Hij van God is uitgegaan en naar God terugkeert. Hij is bewust van zijn zending, van de opdracht die de Vader Hem gegeven heeft. En tegelijk heeft Hij een diep bewustzijn van wie de mensen zijn, van wie die leerlingen zijn met wie Hij enkele jaren is opgetrokken en nu in hun zending wil sterken. Wie waren die mensen? Eenvoudige, ongeletterde Joodse mannen, die weldra zullen slapen als Jezus er nood aan heeft dat zij met Hem waken, mensen die Hem spoedig allemaal in de steek zullen laten, ook de leerling die deze avond tegen zijn hart mocht leunen. Eén van hen zal Hem verraden, verkopen voor 30 zilverstukken, één van hen zal Hem verloochenen, zeggen dat hij Jezus niet kent.
Het is voor deze zwakke mensen dat Jezus zijn liefde gaat bewijzen tot het uiterste. Hij gaat hun kwaad beantwoorden met goedheid, hun zwakheid en onbegrip met liefde die steeds verder gaat.
De voetwassing
Is dat niet het geheim van de voetwassing als voorbeeld voor ons? Jezus legt zijn bovenkleed af: kunnen ook wij tegenover elkaar onze pretenties, onze vermeende voorrechten afleggen, alles waardoor wij ons beter wanen dan anderen? Jezus omgordt zich met een linnen doek om als een knecht dienstbaar te zijn. Staan wij klaar voor anderen, ook voor hen die wij minder waarderen? Zijn wij beschikbaar voor anderen, ook als het ons niet zo goed uitkomt? Hebben wij de intentie om al het goede wat we doen en al het leed dat we dragen ten goede te laten komen aan alle mensen, niemand uitgezonderd? Jezus buigt zich neer om de voeten te wassen. Eens boog Jezus zich neer om in het zand te schrijven in aanwezigheid van de overspelige vrouw. ‘Acht elke ander hoger dan uzelf’, schrijft Paulus. Jezus is nederig en zachtmoedig tot het uiterste. We zien Hem van de ene leerling naar de andere gaan, niemand wordt overgeslagen, ook niet Judas, als om te zeggen: ‘weet dat Ik u vergeef, dat Ik u niet veroordeel, maar u de weg wijs om te doen zoals Ik.’ Wellicht kon Jezus terwijl Hij hun voeten waste al voorzien welk kwaad mensen met verantwoordelijkheid in de kerk anderen zouden berokkenen en heeft Hij ook voor hen dit teken willen stellen opdat zij tot inkeer zouden komen en op hun beurt hun broeders zouden dienen.
Een moment van verzoening
Covid verbiedt ons om tijdens deze dienst in het echt de voeten te wassen. Maar misschien is dit een kans om in plaats van dat liturgisch gebaar een moment van verzoening te beleven. Wij als religieuzen, priesters, kunnen in naam van allen die in de kerk een voorbeeldfunctie hebben, vergeving vragen voor het kwaad door ons aan gelovigen berokkend, vergeving in naam van allen die verantwoordelijkheid dragen in christelijke gemeenschappen voor het falen in hun verantwoordelijkheid, in hun dienstbaarheid. En we kunnen ook proberen in ons hart vergeving te schenken aan elkaar, aan de ander die zo anders is, anders in denken, anders in doen, aan hen die ons confronteren met onze eigen zwakheid, ons ongeduld, onze onwaarachtigheid, onze onwil. Dan doen we wat Jezus deed. Een gemeenschap leeft bij de genade van de vergeving.
Jezus is ons voorbeeld. Hij vraagt niets van ons wat Hij niet eerst zelf voor ons gedaan heeft. Hij is altijd eerst in de liefde.
De Eucharistie
Johannes heeft in zijn evangelie geen instellingswoorden voor de Eucharistie zoals de andere evangelisten. Misschien wou Hij daarmee aantonen dat er geen Eucharistie is zonder voetwassing. Zich laten wassen, zich laten verzoenen, zich laten beminnen, is iets wat wij kunnen beleven in de biecht, als sacrament van verzoening. Anderzijds kunnen we ook zeggen dat er geen voetwassing is zonder Eucharistie. Want Eucharistie is bron van ons christelijk leven. Jezus geeft Zichzelf aan ons in de bescheiden gedaanten van brood en wijn en zegt: ‘Ik ben er voor u. Neem mij aan. Aanvaard mijn liefde. Laat Mij u voeden. Ik wil u deelgenoot maken aan Mijn leven, aan Mijn zending’. Laten wij deze avond met oprecht geloof en diepe eerbied de Heer ontvangen. Groot is Zijn verlangen Zichzelf aan ons te geven, want Hij weet dat wij Hem nodig hebben: Zijn hulp, Zijn bescherming, Zijn vrede, Zijn kracht, opdat ook wij zouden doen, wat Hij voor ons gedaan heeft.