Stille nacht, heilige nacht. Laten we stil zijn vol verwondering, vol bewondering, voor het grootste van alle wonderen: God is in Jezus mens geworden. Een pasgeboren kind, een arm kind, een kind dat pijn lijdt, dat weent, zo weerloos en kwetsbaar.
God wordt een mens: waar en hoe? In een arme stal, op de buiten, aan de rand van de maatschappij. Er was geen plaats voor Hem in het normale samenleven. Hij is uitgestoten, lotgenoot van vluchtelingen en daklozen. En Hij is geboren bij de marginalen, zo waren de herders van toen, eenvoudige lieden, mensen van de natuur, open voor een boodschap van een engel. Maar een kind dat zich geborgen mag weten bij Maria en Jozef, mensen die open waren voor de werkzaamheid van God, open voor de leiding van Zijn Geest, om in te spelen op Zijn genade.
Waarom kiest God voor deze manier om bij ons te komen? Er is maar één antwoord: God is liefde. Hij wil bij ons zijn, aan ons gelijk worden, alles met ons delen. Hij wil onze lasten dragen, onze pijnen doorstaan, zich helemaal met ons concrete leven verweven, ons redden uit een zinloos bestaan. Daarom zijn we niet meer van elkaar te scheiden: in Jezus ontvangen wij voor goed een menselijke broer en tegelijk een goddelijke Vriend. Jezus is het kindje in de kribbe. Hij wil voedsel zijn om ons te doen leven van Zijn leven. En tegelijk is Hij de goddelijke Zoon die altijd blijft wonen in de schoot van de Vader. Niemand heeft ooit God gezien, Hij heeft ons Hem leren kennen. Kijken naar Jezus is zien wie God is. daarom is Jezus het licht dat iedere mens verlicht.
Dat is voldoende om onze verwondering op te wekken. Laten we het nu concreet maken naar ons eigen leven toe, ons afvragen: wie zouden wij zijn als Hij niet was gekomen. Ja, dan zou er gewoon geen kerstmis zijn, dan krijgen we een decembermaand zonder kerstversiering, zonder kerstmuziek. Maar meer naar ons persoonlijk toe: welk verschilt maakt het in mijn leven dat Jezus is gekomen? Hoe zou mijn leven eruit zien als Hij niet was gekomen? Hoe maakt Jezus mijn leven anders? Wat hebben wij met elkaar te maken? Wat heb ik aan Hem te danken? Ook deze vragen mogen ons tot verwondering stemmen. Zijn komen is vol genade en waarheid, vol liefde en leven, tenminste als deze woorden mij iets zeggen: dat Jezus voor mij een wonderbare raadsman is, een goddelijke held, een vader voor eeuwig, een prins van vrede.
Als dit zo is kunnen wij twee dingen doen:
Vooreerst: Hem welkom heten. ‘Nu zijt wellekome’, U bent welgekomen. Ik heb naar U uitgezien, ik heb U zo ontzettend hard nodig. Het doet mij denken aan iemand in de luchthaven die wacht op de aankomst van een geliefde, totdat hun blikken elkander kruisen. Zo mogen wij in elke eucharistie de Heer met liefde verwelkomen met het sanctus: heilig, heilig, heilig, de Heer. Vol zijn hemel en aarde van uw heerlijkheid. Gezegend die komt met de Naam van de Heer. Dus Hem verwelkomen.
Ten tweede: met het kerstlied zingen wij: komt schenkt Hem allen uw hart. Jezus komt als een bedelaar, een kind met de handjes naar ons uitgestrekt. ‘Schenk Mij uw hart, dat is het enige wat Ik vraag, daarvoor ben Ik gekomen: om een ononderbroken uitwisseling van liefde tussen u en Mij. Schenk Mij uw hart met uw diepste verlangens en uw ontgoochelingen. Schenk Mij uw hart met uw angst en uw jarenlange pijn, schenk Mij uw hart met uw goede wil en uw eerlijk pogen.
Zalig Kerstmis, ook in naam van pater provinciaal en van mijn medebroeders.
Download of print deze homilie als pdf