Kerstmis vierden wij vorig jaar nog op de gewone wijze, Pasen en Pinksteren niet. Het feest van de Drie-eenheid, dat we mogen zien als de apotheose van die drie feesten, vieren we ook nog achter gesloten deuren. Ons geloof in de Drie-eenheid is het meest eigene aan ons christen zijn. Dit geloof is ook het eindpunt van een lange evolutie waarin God Zichzelf te kennen heeft gegeven. Wat geen oog heeft gezien, geen oor heeft gehoord, wat in geen mensenhart is opgekomen, heeft God geopenbaard doorheen ingrijpende gebeurtenissen.
Zo’n ingrijpende gebeurtenis krijgen we in de eerste lezing van het boek Exodus. Mozes was 40 dagen en nachten op de berg geweest met God. God had hem de 10 geboden gegeven die Hij eigenhandig had geschreven op 2 stenen platen. Toen Mozes terugkwam bij het volk zag hij hoe zij dansten voor het gouden kalf. Hij gooide de stenen platen stuk tegen de grond en probeerde het volk tot inkeer te brengen. Hij gaat dan terug de berg op om verzoening te bewerken voor het volk en het is daar dat God Zijn Naam aan Hem bekend maakt: “De Heer, de Heer is een barmhartige en medelijdende God, groot in liefde en in trouw”. God blijft trouw ondanks de ontrouw van zijn volk. Zijn liefde is groot. ‘God is liefde’, zal Johannes schrijven. Zr. Elisabeth spreekt over de God-helemaal-Liefde-die-in-ons-woont.
Het is die liefde die in Jezus ten volle zichtbaar wordt. We krijgen van Johannes die grote zin: “Zozeer heeft God de wereld liefgehad dat Hij zijn Eniggeboren Zoon heeft gegeven!”. Liefde is geven, alles geven en zichzelf geven. God heeft deze wereld lief. Geheel de schepping is een bewijs van die liefde van God voor de mens. “Hemel en aarde zijn vol van Zijn heerlijkheid.” En het kruis van Jezus is daarvan nog een sterker bewijs. Opkijken naar Jezus aan het kruis is zien hoezeer God barmhartig en medelijdend is, groot in liefde en in trouw.
Dit is het aanbod van God aan ons, mensen, aan onze vrije wil, aan mensen die kunnen kiezen: geloven of niet. Niet geloven betekent: gescheiden blijven van God, Zijn aanbod afwijzen, blijven steken in de argwaan van de eerste mens die zich liet afleiden van die grote liefde van God. Die argwaan blijft aanwezig in het hart van elke mens. Hoe moeilijk is het voor ons om ons te laten liefhebben, om als een kind te vertrouwen op de liefde van de Vader, om zeker te zijn van Gods goede bedoeling met al wat ons overkomt. Dat is geloven: vasthouden aan het woord van Jezus, ons leven bouwen op de rots van Zijn woord, op Hem geënt blijven, in Hem geworteld zijn, leven door Hem en met Hem en in Hem.
Paulus eindigt zijn brief aan de christenen van Korinthe met deze wens: “De genade van de Heer Jezus, de liefde van God en de gemeenschap van de heilige Geest, zij met u allen.” We herkennen dit in de begroeting van de Eucharistie. De genade van de Heer Jezus: Hij heeft alles overwonnen wat de mens van God kan scheiden, alles is door Hem verzoend, goedgemaakt en volbracht. Dit mogen wij ontvangen als een genade om niet. Paulus heeft die genade als geen ander mogen ervaren. Daar is zijn hart vol van, daar loopt zijn mond van over. De liefde van God spreekt ons over de Vader die uit liefde voor de wereld Zijn Enige Zoon durft prijsgeven. En dan is er nog de gemeenschap van de heilige Geest. De Geest is de band tussen Vader en Zoon, is Diegene die ons wil betrekken in die Liefdesband.
Op de Drie-eenheidsicoon van Roebljov zien we dat er tussen die drie personen veel beweging is. Zij hebben een reisstaf in de hand, hun hoofden, hun handen en vingers nemen een bepaalde houding aan. de beweging vanuit de Vader, naar de Zoon en de Geest, als we de lijn volgen van de zegenende handen. Maar er is ook de beweging in de richting naar de Vader toe. Zoon en Geest zijn met hoofd en lichaam gekeerd naar de Vader. Door de Zoon gaan wij naar de Vader. Hij is de weg. De Geest is Diegene die ons uitnodigt om binnen te treden in dit mysterie van liefde. Hij spoort ons aan om Vader en Zoon onze aanbidding aan te bieden, onze lof en dank. God is gemeenschap. Naar Zijn beeld zijn wij geschapen. “De Drie-eenheid is ons ouderlijk huis dat wij nooit moeten verlaten,” schrijft zr. Elisabeth. Van haar krijgen wie die mooie eerste zin uit haar gebed tot de Drie-eenheid: “Help mij, o God, mijzelf te vergeten om mij te vestigen in U, als was ik reeds in de eeuwigheid.” God is zo groot, zijn liefde is zo groot, zo levend, permanent, actueel, werkzaam, scheppend, verlossend, heiligend, op elk moment. Het is goed God te vragen ons te helpen, voor zo’n grote gave, onszelf te vergeten en te gaan leven, open voor die Drie, opgenomen in die Drie, vanuit die Drie, om niets te worden tegenover dat grote Al van Gods Liefde. Moge zr. Elisabeth het voor ons vragen, op dit hoogfeest.
En mogen de drie goddelijke Personen ons, met hun reisstaf, zo begeleiden, dat wij genade, liefde en gemeenschap mogen ervaren, ook in deze moeilijke tijd.
Download of print deze homilie als pdf