Iets nieuw is altijd mooi, vol glans. Een nieuwe wagen, een nieuw bruidskleed, een nieuw huis, een nieuwe lente. Dit beeld gebruikt Johannes in het boek van de Openbaring om onze hoop te richten op wat zal komen, ook al is er momenteel zoveel kommer en kwelling. Johannes zag dat de eerste hemel en de eerste aarde verdwenen waren. Dat mogen we ons eens proberen voorstellen: alles waarmee wij hier zo vertrouwd zijn, allemaal weg. Met de vraag: wat schiet er nog over? Jezus zegt: hemel en aarde zullen voorbijgaan, maar Mijn woorden zullen niet voorbijgaan. Paulus zegt ergens: alles gaat voorbij, alleen de liefde blijft. Alleen de liefdevolle verbondenheid met elkaar, het liefdevol omgaan met elkaar, blijft. Alles wat op dit punt is opgebouwd, heeft eeuwigheidswaarde. Misschien kunnen we zo best begrijpen wat Johannes verder mocht zien: de nieuwe hemel, de nieuwe aarde en het nieuwe Jeruzalem dat uit de hemel neerdaalde, schoon als een bruid die zich voor haar man heeft getooid: Gods woning onder de mensen, God-met-ons, Hij die vol liefde en medelijden onze tranen afwist en dood, rouw en smart ongedaan maakt. Hij die zegt: zie, Ik maak alles nieuw. Dat mag onze hoop zijn, de toekomst die op ons wacht.
Maar niet alleen dat. We kunnen er nu al iets van beleven, er iets van tot vervulling laten komen. Daarom geeft Jezus ons Zijn nieuw gebod: van elkaar houden, zoals Hij hield van ons. Met hierbij de vraag: waarom spreekt Jezus van een ‘nieuw’ gebod? Daarop kunnen we antwoorden: omwille van de wijze waarop Jezus ons het eerst heeft liefgehad. Hoe heeft Jezus van ons liefgehad? Hij heeft van ons gehouden toen wij voor Hem nog niet openstonden, toen wij nog zondaars waren, Hem nog vijandig gezind waren, zoals Paulus zegt. Hoe heeft Hij ons liefgehad? Hij heeft de voeten van zijn leerlingen gewassen. Het evangeliestukje van vandaag volgt immers direct op het gebaar van de voetwassing. Jezus kende zijn apostelen door en door. Hij wist hoe zwak ze nog waren in de liefde, hoe traag in het geloof. Judas zal Hem verraden en Petrus Hem verloochenen. Hij wast hun voeten, Hij wil zijn leven voor hen geven. Als Jezus dan vraagt voor elkaar te doen wat Hij gedaan heeft dan gaat het om een liefde die vergeeft, die dienstbaar is zonder aanzien van persoon, een liefde waarmee men elkaar bevestigt in het geloof, elkaar bemoedigt om doorheen vele kwellingen Gods Rijk binnen te gaan.
Maar tussen de voetwassing en de gave van het nieuwe gebod zien we iets speciaal aan Jezus. Hij had aan Judas een stuk ingedoopt brood aangereikt en gezegd: wat je doen moet, doe dat spoedig. Judas was heengegaan. Jezus wist dat dit het begin was van verraad, arrestatie, terechtstelling en kruisiging en toch jubelt Hij het op dat moment uit: Nu is de Mensenzoon verheerlijkt en God is verheerlijkt in Hem. Hoe kan dat? In het zicht van het ergste wat iemand kan overkomen spreken over verheerlijking. Hoe kunnen we dat begrijpen? Jezus wist dat Zijn liefde zou zegevieren, Hij zag reeds al het goede wat Zijn lijden zou bewerken. In het evangelie van Johannes is Jezus’ Passie het bewijs van Zijn liefde tot het uiterste. Vernedering en verheffing, kruis en verheerlijking gaan bij Johannes helemaal samen. En dat komt door de liefde daar op zijn best is, het sterkst, een liefde die overwint, juist op het moment waarop men denkt dat alles definitief verloren is.
Dat mag ook onze ervaring zijn: midden de beproeving hopen op wat komt, in het geloof dat God altijd het laatste woord heeft en dat dat woord altijd een woord van liefde is: zie, Ik maak alles nieuw. Het mag ook onze ervaring zijn dat liefde het lijden draaglijker maakt, dat beminnen en bemind worden maakt dat we niet alleen zijn met ons leed. Jezus is tijdens zijn Passie ook altijd verbonden gebleven met Zijn Vader en ook met Maria, Zijn Moeder. Moge de heilige Geest ook ons in liefde met elkaar verbinden zodat mensen daaruit kunnen opmaken dat wij leerlingen van Jezus zijn.
Download of print deze homilie als pdf