De heilige Teresa van Avila leert in haar boek ‘Weg van volmaaktheid’ om ons bij het bidden de vraag te stellen: “wie ben ik?” en “wie is de God tot wie ik wil spreken?” Zelfkennis en Godskennis gaan hand in hand, het één verduidelijkt het ander. Het antwoord op beide vragen mogen we telkens weer bijstellen.
Kijken we naar David, die kleine herdersjongen, die verdwijnt achter zijn zeven grotere broers. Juist hem kiest God uit om hem tot beste koning van Israël te maken. Hij had alle reden om te zeggen dat God grote dingen aan hem deed. Maar het gaat verkeerd als hij het besef verliest van zijn dienaar zijn, dienaar van de Heer. Zo gebeurde toen hij in zijn mooi paleis het voornemen maakte om voor God een tempel te bouwen. God moet hem doorheen de profeet Natan terugbrengen naar de juiste verhouding tussen hem en God. God zegt: “Ik ben het die u uit de steppe heb gehaald, van achter uw schapen om vorst te zijn over Mijn volk Israël. Ik heb u bijgestaan op al uw tochten. Ik heb uw vijanden vernietigd, Ik heb uw naam groot gemaakt, Ik heb gezorgd dat uw vijanden u met rust laten.” Zo is God altijd de eerste geweest in zijn leven en zo zal het blijven. Kijken we naar ons eigen leven. Kunnen we zeggen dat God ook voor ons veel gedaan heeft? Kunnen we weer gevoelig worden voor de genaden die God ons heeft geschonken? Kunnen we weer oog krijgen voor Zijn weldaden in ons leven? God wil doorgaan met ons Zijn gunsten te bewijzen, al verdienen wij ze niet. Genaden, weldaden, gunsten… indien we dit alles weinig herkennen in ons leven, kunnen we het wat verruimen in de lijn van wat Paulus zegt: “wat heb je, dat je niet gekregen hebt?” God wil ons gelukkig maken, ook al begrijpen wij niet altijd langs welke weg Hij dit voor ons wil bewerken. We mogen aannemen dat God verder ziet, dat Hij het groter ziet.
Idem voor het leven van Paulus. Hij wou God als het ware redden van die gevaarlijke sekte van de christenen. Hij vervolgde de kerk tot hij de verrezen Heer ontmoette. Dan vroeg hij: “Wie zijt Gij, Heer?” En hij moest zich door anderen laten leiden en inwijden in het christelijke geloof. Voortaan kreeg Jezus de eerste plaats in zijn leven. Van hem krijgen we deze mooie bewoording waarmee hij zijn zending uitdrukt: “alle mensen brengen tot de gehoorzaamheid van het geloof.” Een geloof dat luistert en ‘ja’ zegt: ‘mij geschiede naar uw woord.’
Daarvan is Maria het mooiste voorbeeld. Daarom is zij de ‘Begenadigde’, vol van genade. Al komt zij uit Nazareth, een dorpje van geen tel, liggend in een heidense landstreek – kon daar iets goeds vandaan komen? – toch werd naar haar, van Godswege een engel gezonden met de grootste boodschap aller tijden. Want in Jezus worden alle beloften van God vervuld.
In een prefatie van de advent hebben wij dikwijls gebeden: ‘aan Uw beloften houden wij ons vast.’ Dat is het eigene van Israël: een volk dat leeft uit de beloften. Het blijft vasthouden aan de beloften, ook wanneer alles tegengaat en alles verloren is geraakt wat werd opgebouwd. Ook dan zegt het volk: “aan Uw beloften houden wij ons vast.” Dit geldt vooral voor de Messiasverwachting. Wat God heeft beloofd, daar zien zij naar uit. Daarvoor steunen zij op Gods Woord, vertrouwen zij op Zijn geheim raadsbesluit.
Wij hebben de gewoonte om drie keer per dag het ‘angelus’ te bidden. Daarin is alles terug te vinden wat we in de lezingen van vandaag hebben gehoord. ‘Angelus’ is het eerste woord van dat gebed: ‘De engel’ Gabriël bracht de boodschap aan Maria, en zij heeft ontvangen van de heilige Geest. Zie de dienstmaagd van de Heer, mij geschiede naar Uw Woord. En het Woord is vlees geworden en het heeft onder ons gewoond. En we vragen dat wij de beloften van Christus waardig worden, dat aan ons zou geschieden wat God beloofde, dat wij vervuld worden met genade om door Jezus’ lijden en kruis tot de heerlijkheid te komen van de verrijzenis. Dat is de ganse heilsgeschiedenis in een notendop. We mogen zoals Maria ons leven beschikbaar stellen voor de Heer, opdat wij Hem nog een mens-zijn-erbij kunnen aanbieden waarin Hij heel Zijn mysterie opnieuw kan doorleven.
Laten wij in deze dagen blijven bidden: ‘Kom, Heer Jezus, ook in deze tijd van pandemie en Godsverduistering. Kom met Uw licht, Uw vrede en Uw kracht’.
VOORBEDEN
20 DECEMBER 2020
Voor mensen die de moed hebben om ‘ja’ te zeggen, kome wat komt,
voor hen die doorheen moeilijkheden trouw willen blijven aan een gegeven woord,
dat zij mogen uitgroeien tot mensen uit één stuk en doorheen geloof en twijfel liefde en vreugde mogen vinden.
Voor vrouwen die ernaar verlangen om moeder te worden,
voor hen die vanwege beperkingen geen kinderen kunnen krijgen of hun vrucht niet ten volle hebben kunnen dragen,
dat ze mensen mogen ontmoeten die hun stil verdriet verstaan,
Voor wie in deze dagen de eenzaamheid en het verdriet nog scherpen zullen aanvoelen dan gewoonlijk,
voor hen die zich inzetten voor de armen in ons midden, voor daklozen,
voor families en vrienden die in deze pandemie elkaar niet kunnen ontmoeten zoals gewoonlijk
en voor allen die snakken naar vrede, naar licht in hun duisternis.