Dit is de laatste redevoering van Jezus in het evangelie van Marcus. Even situeren waar die werd uitgesproken: op de Olijfberg, met prachtig uitzicht op Jeruzalem en de tempel. Die tempel was net gerestaureerd, splinternieuw, het goud van de koepel schitterde in de zon. De leerlingen maken er Hem attent op: zie eens, Meester, hoe mooi dat is. En daarop is Jezus ingegaan door te zeggen: kijk, wat je daar ziet, er komt een tijd dat er geen steen meer op een ander zal gelaten worden, alles zal worden verwoest. Onvoorstelbaar: voor joden was de tempel de navelstreng van de wereld. Maar Jezus leert zijn leerlingen daarmee kijken naar de toekomst. Dat doen wij ook vandaag. Hoe moet het verder met de pandemie? Met het klimaat? Met de migratie? Met de kerk? Met het geloof in God? in Jezus?
Jezus kijkt naar de toekomst van zijn eigen leven. Daar in Jeruzalem zal zijn eigen lichaam worden afgebroken, maar daar zal Hij ook verrijzen. Jezus wil zijn leerlingen het besef bijbrengen dat ook hen vervolgingen te wachten staan. Als Jezus in zijn redevoering zinsneden gebruikt uit de profeten van het oude verbond, wil Hij ons daarmee geen angst aanjagen, maar eerder vertrouwen: wat er te gebeuren staat aan erge dingen is voorbijgaand, dat is niet het laatste woord, maar een doortocht, een Pasen met uitzicht op redding, op ervaring van liefde en trouw.
In de plaats van de tempel komt Jezus zelf: Hij die is, die was en die komt. Hij is het grootste teken ons door de Vader gegeven: zijn kruis en zijn verrijzenis. Jezus heeft ernaar verlangd Zijn liefde voor ons te bewijzen ten einde toe, tot op het kruis. Jezus is blijven vertrouwen op de Vader, door alles heen. En in Zijn gekruisigde armen draagt Hij de liefdeskracht om al Gods verstrooide kinderen weer samen te brengen. Tenslotte is het kruis teken van hoop: Hij zal wederkomen in heerlijkheid en ons opnemen om te zijn waar Hij is. Dat is de grootste verwachting aan mensen gegeven.
Vraag is nu: in welke mate raakt dit mijn leven? Hoever reiken mijn verlangens, mijn verwachtingen? Op wie of wat stel ik mijn hoop? Van wie of wat verwacht ik mijn geluk? Blijf ik vertrouwen op Gods liefdevolle aanwezigheid wat er mij ook overkomt?
Hemel en aarde zullen voorbijgaan, en wat blijft er dan nog over? Wat bedoelt Jezus met zijn opdracht: wees waakzaam? Misschien dit: laat je niet uit je lood slaan bij ramp of tegenspoed: die hebben niet het laatste woord. Maar ook: klamp je niet vast aan goedkope beloften, klamp je vast aan Mijn woorden: want die zijn het enige wat niet voorbijgaat! Waarom? Omdat Jezus’ woorden de woorden zijn van de Vader. En het is de Vader die de geschiedenis leidt, ook nu in deze tijd. Het is de Vader die het laatste woord zal hebben en dat woord is een woord van liefde, van redding voor ieder die Zijn liefde wil aanvaarden.
De profeet Daniël had het in zijn profetie over de kinderen van het volk die beschermd worden in tijden van nood en over wijzen die mensen tot gerechtigheid hebben gebracht. Zij zullen schitteren als sterren. En Jezus gebruikt het beeld van de vijgenboom. Die boom is de enige boom in Palestina die er in de winter helemaal doods uit ziet. Als die boom teken van leven geeft is de zomer zeker in aantocht. Ja, dat is onze verwachting: eens komt de grote zomer.
We zijn op weg naar de voltooiing. En dat op-weg-zijn vieren we in elke eucharistie. Daar rusten we even uit, we voeden ons met Gods woord en met Jezus’ Lichaam. We putten moed en kracht om de tocht verder te zetten. We nemen de juiste richting en gaan weer op weg. En op het einde van de weg staat de Heer, nu nog onzichtbaar, maar straks herkenbaar zoals Hij werkelijk is: onze Redder en Verlosser, Diegene die zegt; ‘Ik hou zoveel van jou! Jij bent zo kostbaar in Mijn ogen. Ik zal er altijd zijn voor u.’ Amen