‘Om tot geloof te komen moet je blind zijn!’ Dit is een sterke uitspraak die niet direct te begrijpen is. Het evangelie toont ons dat de blinde Bartimeüs een voorbeeld is voor de leerlingen van Jezus. Jezus is nu begonnen aan zijn laatste tocht naar Jeruzalem. Hij weet dat lijden en kruis Hem daar wachten. De leerlingen zijn al zolang met Hem onderweg, hebben zoveel gezien, zoveel gehoord, zoveel meegemaakt en toch was Jezus bedroefd om hun klein geloof. Van een blinde kunnen we leren hoe we kunnen groeien naar een volwaardig geloof. Hij leert ons deze drie actiepunten: luisteren, roepen en persoonlijk contact met Jezus beleven.
1.Luisteren: ‘geloof is uit het horen’, zegt Paulus. Kunnen luisteren is essentieel voor het geloof. Voor een blinde is luisteren van levensbelang. Naast de tastzin is dit voor hem zijn voornaamste waarnemingsvermogen, zijn mogelijkheid om toch contact te hebben met de omringende wereld. Een blinde kan doorgaans heel goed luisteren. Met één woord weet hij a.h.w. hoe laat het is. Zo was het met Bartimeüs. Hij had vernomen hoe Jezus al weldoende rondging, hoe Hij in Betsaïda een blinde had genezen. Zo is hij tot geloof gekomen dat Jezus de komende Messias is, de Zoon van David. Dat in Hem de Schriften hun vervulling vinden, dat bij Hem de armen, verdrukten, blinden tot hun recht zullen komen. En hij gelooft nu concreet dat Jezus medelijden met hem zal hebben.
2.Van Bartimeüs kan men ook leren roepen. Ook daarin heeft een blinde zich geoefend. Om het nodige te krijgen moet hij voortdurend vragen, zijn nood laten horen. Zijn bestaan is één lange litanie van vragen. Soms is er niemand die helpt en dan moet hij roepen. Zo ook nu. Hij roept op Jezus. Bartimeüs wist wel waar hij plaats moest nemen om te kunnen vragen en roepen: aan de uitgang van Jericho komt veel volk voorbij. Dat was de laatste halte op weg naar Jeruzalem, voor alle bedevaarders de laatste rechte lijn naar de heilige Stad, één dagreis ver. Bartimeüs bundelt zijn geloof en zijn nood samen in deze ene kreet: ‘Zoon van David, heb medelijden met mij!’ En dat is ons kyrie in de schuldbelijdenis van elke eucharistieviering. ‘Heer, ontferm u over ons.’ Geloven is roepen vanuit uw ellende. Het is blijven roepen, ook al zijn er stemmen die zeggen: ‘Houd op, het heeft geen zin meer om nog te roepen, je moet Jezus niet lastig vallen. Hij heeft nu wel belangrijker dingen te doen.’ En Jezus staat stil. Hij heeft meer aandacht voor het hulpgeroep van één blinde dan voor duizenden die vandaag roepen ‘Hosanna’ en morgen ‘Weg met Hem’. Door het geloof kunnen wij God bij ons doen stilstaan. Door het geloof kunnen wij maken dat stemmen die ons eerst het zwijgen oplegden ons nu bemoedigen. Dus blijven roepen tot God.
3.En dan is het tijd voor het persoonlijk contact met Jezus. De blinde werpt zijn mantel af. Dat was zijn enig bezit, daarin moest hij slapen, daarmee zich beschermen. Dat laat hij los want niets mag hem hinderen om zo vlug mogelijk naar Jezus toe te gaan. Wat hij van Jezus verwacht is veel belangrijker dan zijn bezit. En dan de vraag van Jezus: ‘Wat wil je dat Ik voor je doe?’ Jezus geeft Bartimeüs de kans om zijn verlangen uit te spreken: ‘Rabboeni, maak dat ik zien kan!’ Rabboeni, lieve Meester, dat is het woord waarmee Maria Magdalena Jezus begroet na zijn verrijzenis. Bartimeüs heeft geluisterd, hij heeft neergezeten zoals een leerling aan de voeten van zijn meester. Dit moment is voor Bartimeüs een moment van nieuw leven, van echte opstanding en dit wordt door Jezus bevestigd: ‘Ga, uw geloof heeft u genezen!’
Jezus heeft hem niet gevraagd te verzwijgen wie Hij is: de Zoon van David, de Messias. Nu is er immers geen gevaar meer dat de leerlingen hem verkeerd zouden begrijpen. Hij heeft al drie keer zijn lijden voorspeld en duidelijk gemaakt dat Hij niet komt om gediend te worden maar om te dienen en om zijn leven te geven. Op die weg zal Bartimeus Hem nu volgen en hiermee is hij een voorbeeld voor de kring van Jezus’ leerlingen en ook voor ons. Om Jezus op zijn weg te kunnen volgen mogen wij bidden: ‘Heer, wij geloven, maar kom ons ongeloof te hulp!’