Kerstmis vieren op vandaag is niet meer zoals ooit, toen de meeste mensen nog wisten waarover het ongeveer ging. Nu kunnen we ons wat zonderling voelen als gelovige in onze maatschappij. Maar in die ongemakkelijke ervaring zit er ook een kans, nl. om de eigenheid van ons christen-zijn beter te kunnen waarderen. Vanuit de lezingen van vandaag kunnen we zeggen: eigen aan een christen is dat hij een mens van hoop is, midden een wereld die zich vastklampt aan wat voorbijgaat, aan schone schijn en loze geruchten.
De eerste lezing begint bij dat kleine scheutje aan de wortel van een dode boom. Dat is David: de kleine herdersknaap die Israëls grootste koning werd. Maar na hem ging het bergaf met het koningshuis en loopt het uit op niets: reden om alles in vraag te stellen, alles op te geven. Maar juist hierin komt het eigene van het joodse geloof naar boven: het eeuwenlang blijven uitzien naar wat God beloofd heeft: ooit komt er een koning zoals David, die rechtvaardig zal regeren, recht doen aan armen en zo vrede stichten, niet alleen voor Israël, maar voor alle volken. Een boom die omgehakt is, is dood. En toch kan een klein twijgje nieuw leven brengen. En dat is de kracht van de heilige Geest. Hij is de Vader van de armen, is kracht in zwakheid. De hoop steunt op het geloof in God die een plan heeft voor deze wereld. Hoop steunt op het geloof in God die toewerkt naar iets heel goed: ‘het Rijk der hemelen’, zoals Mattheus het zegt, ‘het goddelijke Raadsbesluit’ zoals Paulus het uitdrukt, of ‘de Dag van de Heer’, waarover de profeten spreken. Er is in elk geval toekomst. Het beste moet nog komen.
Paulus schrijft aan zijn christenen in Rome een mooie zin: zoveel is opgetekend voor onze lering opdat wij door de volharding en de vertroosting die wij putten uit de Schrift zouden leven in hoop. En daarmee toont Paulus ons dat hopen meer is dan passief verwachten en uitzien. Het is eerder aan het werk blijven, blijven doen wat moet, op weg blijven, trouw blijven aan de verbondenheden die God jou schenkt. Wij putten volharding en vertroosting uit de Schrift door te kijken naar de grote voorbeelden van mensen die bleven hopen tegen alle hoop in: Abraham, Jakob, Mozes, Judith, Elia, Maria en Johannes de doper.
Zo komen we bij het evangelie: ook Johannes de doper leert ons wat het betekent: een mens van hoop te zijn. Hij zegt: verwachten en uitzien gaat niet zonder bekering. Bekering is verandering. Veranderen van richting, van datgene waarop je vertrouwt. Bekering vertrekt meestal vanuit het inzien, erkennen en aanvaarden van eigen kleinheid, onmacht, beperktheid en i.p.v. daarmee op je eentje te worstelen en te verzinken in ontmoediging en zelfbeklag, je hart keren tot God en smeken: God, kom mij te hulp, Heer haast U mij te helpen. Of : Heer wij roepen om erbarmen, keer tot ons uw aangezicht. Bekering raakt ons diepe hart en dat doet pijn. Maar zo kunnen wij mensen worden van hoop, door vanuit eigen falen ons hart toe te keren naar God die sterker is, die ons Zijn Geest schenkt, Zijn Geest van Waarheid die loutert en bevrijdt, Zijn Geest die vrede sticht, dikwijls midden de storm.
Het zou mooi zijn indien wij bij anderen konden getuigen van de hoop die in ons leeft zodat ook voor hen kerstmis dit jaar een zinvol feest mag worden.
Download of print deze homilie als pdf