Het kan veel tijd kosten vooraleer men iemand echt leert kennen, zo hoorden wij vorige week. Vandaag wordt dit verder doorgetrokken. Voor sommige belangrijke waarheden sluiten wij ons af, bewust of onbewust, omdat ze té confronterend zijn. Wat niet weet, dat niet deert. We laten het niet tot ons doordringen. We zien het bij de leerlingen. Ze begrijpen de woorden niet waarmee Jezus zijn lijden voorspelt en ze schrikken ervoor terug Hem erover te ondervragen. En eigenlijk kon die boodschap van Jezus niet tot hen doordringen want ze waren bezig met geheel andere dingen, nl. met wie de grootste onder hen was. Het contrast kan niet groter zijn: Jezus die probeert om hen duidelijk te maken dat zijn weg loopt over lijden en dood en de leerlingen die uit zijn op de eerste plaatsen. Het gaat over twee werelden, twee gezindheden. Alle lezingen van vandaag hebben het over die twee gezindheden als zwart en wit tegenover elkaar gesteld.
Het boek wijsheid heeft het over vromen en ongelovigen. Vromen zijn zachtmoedig, verdraagzaam, trouw aan de wet en vol vertrouwen op de bescherming van God. De ongelovigen kunnen de vromen niet verdragen want zij zijn voor hen een levend verwijt, bezorgen hen een ongerust geweten. Dus: weg met hen, laten we hen folteren en kwellen om te zien wat er van hun vroomheid en hun vertrouwen terecht komt.
De psalm heeft het over overmoedigen die, zonder te denken aan God, vromen naar het leven staan. Maar de vromen vertrouwen op God en laten de vergelding aan Hem over.
Jakobus heeft het over een wijsheid van boven en een wijsheid van beneden. De wijsheid van beneden gaat over naijver en eerzucht, het involgen van eigen hartstochten en begeerten. De wijsheid van boven is vriendelijk, altijd voor rede vatbaar en rijk aan barmhartigheid en vruchten van goede daden. Om die wijsheid mogen wij bidden want ze komt van God.
Het is goed om beide gezindheden van elkaar te onderscheiden als een spiegel voor wat er omgaat in ons hart en als een oproep om te kiezen voor het goede. Maar inzien alleen is onvoldoende. Het vraagt ook verdieping van onze verbondenheid met God.
Daarvoor gaan we terug naar het evangelie met het verschil tussen Jezus en de leerlingen. Jezus voorspelt voor een tweede keer zijn lijden: ‘De Mensenzoon wordt overgeleverd in de handen van de mensen. Zij zullen Hem doden, maar na drie dagen zal Hij weer opstaan’. Overgeleverd worden in mensenhanden: daarvan is Jezus zich volkomen bewust. Er zijn op vandaag veel vormen van dat overgeleverd worden: met zwakken en kleinen doet men wat men wil. Die zwakken en kleinen kunnen bejaarden zijn, mensen met dementie, mensen die niet goed op de hoogte zijn van alles, kinderen die gebruikt of misbruikt worden op welke manier ook, mensen die niet meekunnen met de huidige technologie, zwakke persoonlijkheden die zich gemakkelijk laten beïnvloeden.
Maar het is belangrijk om te zien hoe Jezus omgaat met het vooruitzicht dat Hij zal worden overgeleverd. Nee, Hij gaat niet uitdokteren wat Hij zou kunnen doen om eraan te ontkomen. Hij gaat zich niet weren of schrap zetten, zich niet verharden of zich groot voordoen. Jezus blijft weerloos en kwetsbaar als een kind, Hij blijft sereen en in vrede. Jezus is de Mensenzoon, d.w.z. Hij is een kind van mensen, maar dan wel een mens zoals God dit bedoelde vanaf het begin. ‘Zie de mens’, zegt Pilatus als hij Jezus laat zien aan het volk, gegeseld en met doornen gekroond. Jezus is dé mens omdat Hij kind is van de Vader, d.w.z. Jezus neemt zijn levenslot aan uit Gods hand, Hij levert zich helemaal over in de handen van de Vader. En het is de Vader die Jezus overlevert in de handen van de mensen. In het evangelie van Johannes zegt Jezus: ‘Niemand neemt Mij het leven af, Ik geef het uit Mijzelf’. Jezus levert zich over aan mensenhanden alleen omdat dit de wil is van de Vader.
Zo leert Jezus een nieuwe wijze van mens-zijn. Hij leert ons leven vanuit het besef dat God het middelpunt is van alles, en niet de wereld, en niet wijzelf. Als de wereld in elkaar stort, dan worden we toch opgevangen, dan zullen we na drie dagen weer opstaan. Er is een liefdevolle Vader die ons blijft vasthouden. Daarom is het niet nodig dat wij ons krampachtig vasthouden aan onszelf, aan ons eigen kennen en kunnen. Het is niet nodig ons te bekwamen in de kunst van het groot zijn, de eerste, de sterkste. Nee, Jezus leert ons de kunst van het verliezen, van het aanvaarden van eigen onmacht, van het zichzelf loslaten in de handen van de Vader.
Ja, dat is een heel moeilijke les, maar elke mens moet ze leren, vroeg of laat. Iemand als Thérèse van Lisieux kan ons daar bij helpen, om langs de kleine weg mens te worden zoals Jezus, kind van Hem naar wiens beeld wij zijn geschapen.