Alle levensbeschouwingen zoeken naar wijsheid. Allen geven richtlijnen voor wat ons al of niet gelukkig maakt. Ook de bijbel heeft zijn richtlijnen, maar doet het wel op een eigen wijze en wel op twee punten. Eigen aan de bijbel is vooreerst het inzicht dat God alleen het geheim kent van het geluk van de mens. Hij alleen weet wat een mens ten diepste gelukkig maakt. En dat noopt ons tot bescheidenheid, nederigheid. ‘Nederigheid is waarheid’, zegt Teresa de Jesus. Ons op de juiste plaats situeren tegenover God. Jesaja mocht het zo laten horen: ‘Mijn wegen zijn niet uw wegen. Zo hoog als de hemel is boven de aarde, zo ver gaan Mijn gedachten uw gedachten te boven’. En ook Job spreekt erover. Op het einde van het boek Job houdt hij de hand voor de mond en zegt: ‘Werkelijk, ik sprak zonder begrip, over wonderen die te groot zijn voor mij om te bevatten’. Menselijke wetenschap is goed en nodig, maar de bijbel relativeert die. De menselijke geest is niet in staat op alle vragen een antwoord te geven. Alleen God kent het geheim van het geluk van de mens. Eigen aan de bijbel is dan vervolgens dat God aan wie erkent niet alles te weten en te kennen Zijn wijsheid openbaart, Zijn Geest schenkt. Zoals Jezus zegt dat de Vader Zijn geheimen openbaart aan de eenvoudigen, de kleinen. Alleen als wij onze onmacht erkennen kunnen wij met vertrouwen bidden. alleen als wij eigen broosheid erkennen kunnen wij vragen om wijsheid, zoals de psalm het zingt: de mens is als gras: ’s morgens ontkiemt het en schiet het op en ’s avonds is het verwelkt.
Ook in het evangelie legt Jezus nadruk op het erkennen van eigen onmacht, broosheid, armoede. Menselijke wijsheid leert: ‘bezint voor je begint’. Er even bij gaan zitten, eens goed nadenken, ons verstand gebruiken, voorzien wat er kan gebeuren, beoordelen, zich afvragen of we het zo wel kunnen halen. Dat is het wat we ook af en toe mogen doen met die grote onderneming dat ons christelijk leven toch is: ons afvragen of wij wel in staat zijn om Jezus te volgen ten einde toe? Iedereen die zich opricht die vraag stelt zal moeten bekennen dat hij dat niet kan op eigen kracht. Dat is het ook wat de apostelen hebben vastgesteld na Goede Vrijdag: dat zij niet in staat waren om Jezus te volgen. En dat was ook nodig want anders zou de Geest niet over hen hebben kunnen komen met Pinsteren. Alleen als we voldoende leeg zijn van onszelf, van het vertrouwen op eigen kracht kunnen wij ons laten vervullen. Zo gebeurde ook met de heilige Thérèse. Na zeven jaar kloosterleven kwam ze tot de vaststelling: als ik zo verder doe, zal ik er niet geraken, zal mijn ideaal om lief te hebben zoals Jezus verwacht, niet kunnen realiseren. En die vaststelling was ook voor haar nodig, want zo is zij tot ontdekking gekomen van de kleine weg: nee, ik moet niet groter proberen worden, ik moet eerder kleiner worden, armer, dan kan Jezus met Zijn Geest mij brengen waar ik op eigen kracht niet kan toe komen; op de top van de berg van de liefde.
Tenslotte iets over Filémon: hij was een christen uit de gemeente te Kollosse en dus kende hij Paulus goed. Hij had een slaaf, Onésimus, die bij hem was weggelopen, wat strafbaar was. Een slaaf moest bij zijn meester blijven. Nu moet het lukken dat hij Paulus ontmoet die in de gevangenis zat. Paulus kan hem tot bekering brengen, hij laat zich dopen en wordt christen. Het zou voor Paulus goed uitkomen indien hij in de gevangenis beroep zou kunnen doen op Onésimus voor allerlei karweien. Maar Paulus doet het niet. Het toont ons dat het christen zijn telkens weer vraagt om de wijsheid van het in praktijk brengen van het geloof. Paulus stuurt Onésimus terug, maar geeft hem een brief mee voor zijn meester. Daarin stond ongeveer te lezen: ‘Mijn dierbare vriend Filémon. Hier is Onésimus, uw slaaf. Ik heb een drievoudig verzoek aan u, maar zonder dat ik u ook maar tot iets zou dwingen. Vooreerst: a.u.b. vergeef hem dat hij is weggelopen, vergeef hem dat hij zich tegenover u schuldig heeft gemaakt. Vervolgens: a.u.b. neem hem aan, niet als een slaaf, maar als een dierbare broeder in Christus. Tenslotte: a.u.b. neem hem aan als was het mijzelf die je aannam, vanuit mijn verbondenheid met u. Dat dit kort briefje is opgenomen in het Nieuwe Testament kan ons wijzen op twee belangrijke kenmerken van het christen zijn. Vooreerst dat christelijke liefde verder gaat dan wat voorgeschreven is. Zij vraagt ons af en toe om af te zien van datgene waar we normaal recht op hebben. Vervolgens dat wij als gedoopten allemaal gelijk zijn, evenwaardig aan elkaar. Onze persoonlijke band met Christus maakt alle andere verbanden ergens relatief. Er is geen onderscheid tussen rang of stand, jood of heiden, man of vrouw.
Wij gedenken vandaag de verjaardag van de geboorte van Maria. Zij wordt zetel der wijsheid genoemd. Wel laten wij haar vragen voor ons te bidden om de gave van de wijsheid opdat wij rechte wegen zouden kunnen gaan en zouden mogen leren wat God behaagt.
Download of print deze homilie als pdf