Broeders en zusters,
In de eerste lezing horen we God zeggen door de mond van de profeet Jesaja: “Uw gedachten zijn niet de mijne en mijn wegen zijn niet uw wegen”. En dat is duidelijk in de parabel die Jezus vertelt. Het is een parabel die ergernis kan opwekken. We vinden het niet rechtvaardig wat die landeigenaar doet. Maar daar gaat het juist om bij Jezus. Wij proberen God altijd te verkleinen naar onze maatstaven. Terwijl zijn wegen ons ver te boven gaan en zijn Hart zoveel groter is dan het onze.
Jesaja is de profeet bij uitstek, de man Gods die het meest geciteerd wordt in het Nieuwe Testament; de profeet die het volk moed inspreekt tijdens de grote Babylonische gevangenschap toen Israël in grote crisis verkeerde. Jesaja vertelt ons dat het de mens is die zich moet bekeren tot God en niet omgekeerd. God moet zich niet aanpassen aan de mens. God, zegt Jesaja, is de oneindig Barmhartige. Hij die altijd vergeeft en daarom roept Hij op tot terugkeer. Zich bekeren wil daarom ook zeggen: God – God laten zijn. We mogen Hem niet verkleinen tot onze eigen maatstaven.
Dat is het wat Jezus ons wil duidelijk maken in deze parabel: het is God niet te doen om menselijke rechtvaardigheid maar om goddelijke goedheid. Wat de landheer doet voor degenen die minder gewerkt hebben is gewoon een kwestie van goedheid.
God roept alle mensen zonder onderscheid. Of hij nu bij de werkers hoort van het eerste uur dan wel van het laatste, dat speelt bij de Heer geen rol. Iedereen is welkom. En dan zien we in het evangelie dat Jezus op de tenen trapt van Schriftgeleerden en Farizeeën. Jezus gaat verder dan de wetten voorschrijven. Farizeeën maken Hem het verwijt dat Hij de wetten niet onderhoudt, dat Hij de sabbat schendt, dat Hij aan tafel gaat met tollenaars en zondaars. En inderdaad, Jezus handelde niet altijd volgens de regels en de wetten. Hij deed meer dan wat moest. Hij handelde vanuit een grote liefde en maakte geen onderscheid.
Iedereen is welkom op de trein naar Gods koninkrijk. Wie de trein op het laatste nippertje haalt, is even welkom als wie er al op zit van het eerste uur. En het evangelie maakt ons duidelijk dat zijn voorkeur altijd uitgaat naar wie het minst heeft gekregen. Het laatste zinnetje van het evangelie is: “Zo zullen de laatsten de eersten zijn en de eersten de laatsten”. Als onze koffers ingeladen zijn in de grote bagageruimte van God, staan de laatste koffers altijd vooraan.
Broeders en zusters,
Het enige dat wij kunnen doen is ingaan op de uitnodiging van de Heer om te werken in zijn wijngaard en zorg te dragen voor onze medemens. Op welk uur van de dag Hij ons roept is niet belangrijk. Belangrijk is dat we ‘Ja’ zeggen op de uitnodiging en het beste van onszelf willen geven in dienst van zijn Rijk. Eigenlijk zouden we blij moeten zijn omdat God ons langs de kant heeft zien staan en naar zijn wijngaard geroepen heeft. Want wat je ook inbrengt, het zal je honderdvoud terug gegeven worden. Amen
P. Roeland