Vandaag eindigt de Paasdag, die wij acht dagen lang hebben gevierd. Een dag zo groot als de Paaszondag kan men niet beperken tot een dag alleen, en morgen is het ook nog de Paastijd die duurt tot en met Pinksteren. Deze dag die vroeger genoemd werd “Quasimodo-zondag”, omdat de intrede-antifoon begint met “Quasi modo”, uit de brief aan de Efeziërs: zoals kleine kinderen. In de vroege Kerk droegen de pas gedoopte catechumenen hun doopkleed tot op deze zondag, in de octaaf van hun doopsel. In de lezingen van vandaag, zo lijkt het mij, komen drie thema’s aan bod: geloof, vrede en Barmhartigheid.
Geloof: Elk jaar op beloken Pasen luisteren wij naar de Evangelie over de verschijning van de Verrezen Jezus aan zijn leerlingen, in de avond na de Verrijzenis, en de verschijning de week daarna. Men kent het: Tomas, de twijfelaar, die zegt “Zolang ik in zijn handen niet het teken van de nagelen zie, en mijn vinger in de plaats van de nagelen kan steken, en mijn hand in zijn zijde leggen, zal ik zeker niet geloven.” In feite kan men het, menselijk gezien, Tomas niet kwalijk nemen, het is maar de rationaliteit, de voorzichtigheid van de mens, uit vrees om de tuin geleid te worden. Hij kon niet zomaar het woord van zijn medeapostelen nemen, want zij geloofden dat Jezus de Messias was, de Koning van Israël die hen uit hun gevangenschap zou bevrijden. En dat was hij wel, alleen heeft men anders begrepen om welke gevangenschap het ging. Ja, het Joodse volk leefde in verdrukking, of liever had een heel beperkte autonomie, vanwege de Romeinen, en zij verlangden naar de glorietijden van Koning David en Koning Salomon. In die opvatting waren de gebeurtenissen van de Goede Vrijdag, voor de leerlingen een ramp. Al hun dromen verdwenen met de hamerslagen die Jezus vastnagelden op het Kruis. En daarom kon Tomas er niet zo gemakkelijk in geloven. Maar de vrijheid die Jezus brengt is dieper dan wereldse macht en aanzien: het was de Vrijheid van de gevangenschap van de zonde, de neiging van de mens om zich los te maken van God, in wie het leven en het zijn is.
En dus, Jezus kwam terug de week daarna om juist Tomas te tonen dat hij het werkelijk was. Vervolgens zei hij tot Tomas: ‘Kom hier met uw vinger en bezie mijn handen. Steek uw hand uit en leg die aan mijn zijde.’” Wat hij vroeg als voorwaarde om te geloven kwam Jezus verwerkelijken, om van de twijfelaar een gelovige te maken. “Wees niet langer ongelovig maar gelovig.” En deze liefdevolle attentie van de Heer provoceert in de leerling de eerste officiële belijdenis van de Goddelijkheid van Christus: “Mijn Heer en mijn God!”
Vrede: in de twee verschijningen die Jezus deed aan zijn leerlingen begint het telkens met een Vredewens. De vrucht van geloof is vrede. Wanneer iemand zich overlaat aan de Heer, vertrouwend op zijn Barmhartigheid, brengt het Vrede.
Barmhartigheid: Wat opviel in de tweede lezing is “Gezegend is God, de Vader van onze Heer Jezus Christus, die ons in zijn grote barmhartigheid deed herboren worden tot een leven van hoop door de opstanding van Jezus Christus uit de dood.” Wij zijn gedoopt in de dood en de Verrijzenis van Jezus Christus voor een nieuw leven, dankzij de grote barmhartigheid van God de Vader. Het heilswerk, zijn meesterwerk, om aan zijn Schepping de volmaakte deelname te geven van zijn eigen Zijn. En deze trouw die aan de geredden gevraagd wordt is de moeite waard. Daarom kunnen wij juichen ook als wij allerlei beproevingen moeten doorstaan, want dit, zoals de Apostel Petrus zegt, dient om de deugdelijkheid van ons geloof te bewijzen, dat toch kostbaarder is dan vergankelijk goud. Want onze redding werd, ons eenmaal gegeven door het Kruisoffer van Christus en ons, als een kiem, meegedeeld door het doopsel, dat moet met ons meegroeien om dan op te bloeien in het eeuwig leven.
Een andere thematiek van deze dag is nog dat wij vandaag de Zondag van de Goddelijke Barmhartigheid vieren. Een devotie die vrij populair is, geïnspireerd door de ervaringen van de Heilige zuster Faustina Kowalska (1905-1938), een Poolse kloosterzuster die boodschappen van de Heer kreeg, als een uitnodiging aan het menselijk geslacht om haar toevlucht te nemen tot Zijn Barmhartigheid. Wij kunnen geen groter eer brengen aan Zijn Barmhartigheid dan ons op haar verlaten. Zoals een kerkleraar ooit schreef: “Ik heb de gewoonte te zeggen dat de troon van Gods Barmhartigheid onze miserie is. Dus moet, hoe groter onze miserie is, des te groter ook ons vertrouwen zijn, want het vertrouwen is het leven van de ziel: neem vertrouwen weg van de ziel en dan geeft u die de dood.” Aldus Franciscus van Sales.
Laten we ons, op deze Zondag van de Barmhartigheid, helemaal toevertrouwen aan de Barmhartigheid van God, die ons bemint, en die vraagt dat wij aan andere zielen zijn Barmhartige Liefde zouden meedelen.
Download of print deze homilie als pdf