Thérèse van Lisieux vertelt over de griep-epidemie in haar klooster

(Uit haar autobiografie F°79)

Een maand na het heengaan van onze heilige moeder (zuster Geneviève) brak er in de gemeenschap griep uit. Ik bleef alleen overeind met nog twee andere zusters. Nooit zal ik kunnen zeggen wat ik allemaal zag, hoe het leven en alles wat voorbijgaat mij toescheen… Mijn negentiende verjaardag werd gevierd met een sterfgeval, dadelijk gevolgd door nog twee andere. Op dat tijdstip stond ik alleen in voor de sacristie; omdat de eerste kosteres heel zwaar ziek was, moest ik alles voor de uitvaartdiensten klaarzetten, de luiken van de koortralie opendoen voor de mis, enz… De goede God gaf mij in die tijd heel veel genaden van sterkte. Nu nog vraag ik mij af, hoe ik alles wat ik deed zonder angst heb kunnen klaar krijgen. Overal heerste de dood, de ergste zieken werden verzorgd door degenen, die nauwelijks op de been konden blijven. Dadelijk nadat een zuster haar laatste adem had uitgeblazen, was men verplicht haar alleen te laten. Op een morgen bij het opstaan had ik het voorgevoel dat zuster Magdalena overleden was. Het was donker in de cellengang, niemand kwam uit haar cel. Ik besloot tenslotte bij zuster Magdalena binnen te gaan, de deur van haar cel stond open. Ik zag haar inderdaad gekleed op haar strozak uitgestrekt. Ik was er helemaal niet bang van en omdat ik zag dat er geen kaars bij stond, ging ik er een voor haar halen, evenals een krans van rozen.

Op de avond dat moeder subpriorin gestorven was, was ik alleen met de ziekenzuster. Men kan zich onmogelijk voorstellen in wat voor een droevige toestand de gemeenschap zich toen bevond. Alleen zij die zich op de been hielden kunnen er zich een idee van vormen. Maar te midden van die verlatenheid voelde ik dat de goede God over ons waakte. De stervenden gingen zonder moeite naar een beter leven over. Onmiddellijk na hun dood kwam er een uitdrukking van vreugde en vrede over hun gelaat, men zou gezegd hebben dat zij rustig sliepen. Dat was ook zo, want als de gedaante van deze wereld zal zijn voorbijgegaan, zullen zij ontwaken en voor eeuwig genieten van de vreugden die voor de uitverkorenen zijn weggelegd…

Al die tijd dat de gemeenschap zo beproefd werd, had ik de onuitsprekelijke troost alle dagen te communie te gaan… wat was dat heerlijk!… Jezus verwende mij lange tijd, langer dan zijn getrouwe bruiden, want Hij vergunde mij dat Hij mij gegeven werd, zonder dat de anderen het geluk hadden Hem te ontvangen. Ook was ik erg blij de gewijde vaten te mogen aanraken, de doekjes klaar te leggen bestemd om Jezus te ontvangen. Ik voelde dat ik heel vurig moest zijn, en ik dacht dikwijls aan dit woord, dat tot een heilige diaken gericht werd: ‘Wees heilig, gij die de vaten van de Heer aanraakt.’

 

Uitnodiging tot delen:

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven