In het boek van de bestijging spreekt hij over het voordeel van het vergeten en het zich ontledigen van overdenkingen en mededelingen in het geheugen. (BK III 6, 3-4)
“Al zou er derhalve voor de mens geen ander voordeel het gevolg zijn dan dat hij zich door dat vergeten en zich ontledigen van het geheugen bevrijdt van de last en de verwarring, dan betekende dat voor hem al grote winst en een groot goed. want de druk en verwarring die van moeilijkheden en tegenspoed in de ziel ontstaan, dienen tot niets. Ook dragen zij niet bij tot verbetering van diezelfde moeilijkheden en tegenspoed. Integendeel, gewoonlijk verergeren zij niet alleen de omstandigheden, maar betekenen zij ook schade voor de ziel zelf. Daarom zei David (Ps 38:7): ‘Waarlijk, ijdel is de verontrusting van ieder mens’. Het is immers duidelijk dat het altijd ijdel is zich te verontrusten, omdat het nooit tot enig voordeel dient.
En al zou dus alles vergaan en teniet gaan, en al zou alles verkeerd zijn en tegenlopen, dan is het toch ijdel zich te verontrusten, omdat men zich daardoor meer nadeel dan voordeel bezorgt. En wanneer de ziel alles draagt met rustige en vreedzame gelijkmoedigheid, dan brengt haar dit niet alleen groot voordeel, maar het stelt haar ook in staat die tegenspoed juister te beoordelen en er zo een passende remedie voor aan te wenden.
Salomo die de voor- en nadelen van dit alles kende, zei dan ook (Pred.3:12): Zo begreep ik dat er voor de mens niets beter is dan zich te verheugen en goed te doen in zijn leven. Daardoor geeft hij te verstaan dat wij in alle omstandigheden, hoe moeilijk zij ook zijn, ons eerder moeten verheugen dan verontrusten. Dit moeten wij doen om het goed niet te verliezen dat groter is dan alle voorspoed, namelijk de gemoedsrust en de vrede bij alle voorspoed en tegenslag. Wij moeten dit alles op eenzelfde manier dragen. Als de mens alle mededelingen vergeet en alle overdenkingen achterwege laat en bovendien zich onthoudt van horen en zien en omgaan in zover het hem mogelijk is, dan zal hij deze vrede nooit verliezen. Onze natuur is, ofschoon goed geoefend, zwak en broos. Daarom kan zij niet anders dan met haar geheugen struikelen over dingen die de geest, die in vrede en rust was en aan niets dacht, verwarren en verontrusten.
Elders schrijft Juan: