Boeteprediker en martelaar
Angelus werd in 1185 in Jeruzalem geboren in een joods gezin. Zijn moeder bekeerde zich later tot het rooms-katholicisme en zowel hij als zijn tweelingbroer Johannes werden toen ook gedoopt. Zijn ouders stierven toen beiden nog kinderen waren en de patriarch Nicodemus voedde hen op tot de tweeling achttien werd. Toen vervoegden ze de karmelieten in het Sint-Annaklooster. Zij beheersten zowel Grieks als Latijn en Hebreeuws.
In 1210 werd Angelus tot priester gewijd in Jeruzalem en reisde hij door Palestina. In deze tijd werden hem wonderbaarlijke genezingen toegeschreven. Angelus trok zich echter terug in de woestijn, in navolging van Jezus Christus, om roem en populariteit te vermijden, en leefde als kluizenaar op de berg Karmel. In 1218 kreeg hij de opdracht om naar het Italiaanse schiereiland te vertrekken om te prediken tegen zowel de patarini als de Albigenzen en de Bulgaren. Hij had ook de opdracht gekregen om naar Rome te gaan om van paus Honorius III de goedkeuring te krijgen van de nieuwe en definitieve regel voor de Orde, opgesteld door Albertus van Jeruzalem (later verleend in 1226).
Hij vertrok op 1 april 1219 op een Genua-schip en kwam via Messina en Civitavecchia in Rome aan om de paus te ontmoeten. De monnik predikte er in de basiliek van Sint Jan van Lateranen, waar hij zowel Sint Franciscus van Assisi als Sint Dominicus ontmoette (vandaar dat hij soms samen met deze twee wordt afgebeeld). Er wordt gezegd dat hij voorspelde dat Franciscus de stigmata zou ontvangen, terwijl Franciscus zijn voortijdige dood voorspelde.
Angelus vestigde zich op het Siciliaanse eiland, waar zijn roem als wonderdoener veel mensen naar hem trok. Hij kon ook vele joden tot bekering tot het christendom leiden.
Toen Angelus de katharenridder Berengarius wilde bekeren, liep het echter fout. Volgens de overlevering leefde deze in incest en poogde de monnik hem te overtuigen om zich van deze zondige levenswijze af te keren. Berengarius werd woedend en liet Angelus op 1 mei 1220 voor de kerk van Santi Filippo e Giacomo in Licata aanvallen. Vier dagen later stierf Angelus aan zijn verwondingen en vroeg volgens de overlevering om vergiffenis voor zijn moordenaar, terwijl hij de gelovigen aanspoorde zijn dood niet te wreken. Hij werd begraven in Santi Filippo e Giacomo, in Licata.
Zijn graf in Licata werd een bedevaartsoord. Het einde van een plaag in het Koninkrijk Napels in 1656 werd toegeschreven aan zijn voorspraak. Zijn relieken zijn nu ondergebracht in Santa Maria del Carmine. Angelus van Sicilië werd niet alleen patroonheilige van Palermo, maar ook van alle karmelieten.
H. Angelus van Sicilië wordt meestal afgebeeld met een kromzwaard dat zijn schedel doorboort of met een mes of pijl in het hart.