Uit onze morgendienst van deze Stille Zaterdag, bieden wij jullie een psalm en een gebed, passend voor de zovelen die lijden onder deze pandemie.
Uit de klaagliederen van de profeet Jeremia.
Heth. Door ’s Heren ontferming zijn wij gered; zijn genade kent geen einde; elke morgen is zij nieuw; zijn trouw is oneindig. “De Heer is mijn deel,” zegt mijn ziel, “daarom zal ik op Hem vertrouwen.”
Teth. De Heer is goed voor wie Hem verwachten, voor al wie Hem zoeken. Goed is het, gelaten te wachten op het heil des Heren. Goed is het voor de mens, van zijn jeugd af het juk te dragen.
Jod. In eenzaamheid moet hij zwijgen als de Heer het hem oplegt. Hij drukke zijn mond in het stof: nog is zijn hoop niet vervlogen; hij biede zijn wang aan wie hem slaat, opdat hij van smaad verzadigd wordt.
JERUZALEM, JERUZALEM, BEKEER U TOT DE HEER UW GOD.
Mijn kostbaar leven is in de hand van de vijand gevallen; als een leeuw is geworden mijn erfdeel; mijn tegenstander heeft zijn stem verheven: komt, haast u om hem te verslinden; eenzaam bleef ik achter in de woestijn en heel de aarde treurde + en ik vond niemand die Mij kon troosten. V. Zonder mededogen wierpen zij zich op Mij en hebben mijn leven niet gespaard. + En ik vond niemand die Mij kon troosten.
PSALM 73
Refrein: Al wordt mijn lichaam ook afgebroken, al sterft mijn hart, Gij zijt mijn rots, mijn God, de toekomst die op mij wacht.
Ja, God is wel goed voor ons,
voor een mens die is gelouterd.
Bijna was ik uitgegleden,
het scheelde niets of ik was gevallen.
Ik was afgunstig op zo’n blaaskaak,
ik zag zijn vrede zonder God.
Voor hem geen zorgen:
puike gezondheid.
Het leed der mensen kent hij niet,
hij wordt niet geplaagd als ieder ander;
Hoogmoed is zijn zegelring,
machtswellust zit hem als gegoten.
Natuurlijk krijgt hij de massa mee,
ze slurpen zijn woorden als water op:
“Wat heeft God met ons te maken,
als die tenminste nog bestaat.”
Zo gaat hij lustig zijn goddeloze gang,
maakt het best,’ krijgt het steeds beter.
Waarom heb ik in U geloofd,
heb ik mijn handen schoon gehouden?
Iedere dag is een straf voor mij,
elke morgen word ik geslagen.
Vaak genoeg dacht ik:
doe als die anderen.
Maar dan zou ik breken met U,
en het geloof van mijn vader verloochenen.
Zo werd ik heen en weer geslingerd,
gekweld, wanhopig en zonder uitzicht.
Totdat ik rust vond in uw mysterie
en leerde zien vanuit uw toekomst:
Heel hun bestaan is op drijfzand gebouwd,
het valt in puin,’ ze worden in een oogwenk vernietigd –
Een boze droom’ zo vaagt Gij hen weg
uit de wereld der mensen.
Ik was verbitterd en opstandig,
ik was gewond tot in mijn ziel.
Ik was als een redeloos dier bij U.
Bij U,’ ik ben altijd bij U.
Gij houdt mij vast,
uw hand in mijn hand.
Alles zult Gij ten goede leiden,
Gij voert mij mee in uw raadsbesluit.
Wat is de hemel voor mij zonder U,
wat moet ik op aarde als Gij niet bestaat?
Al wordt mijn lichaam ook afgebroken’
al sterft mijn hart,
Gij zijt mijn rots, mijn God,’
de toekomst die op mij wacht.
Ver weg van U is het geen leven,
U ontrouw zijn is niemand zijn.
Bij U, mijn hoogste Goed, mijn God,
bij U ben ik geborgen.
Eer aan de Vader door de Zoon in de heilige Geest
Van de aanvang en nu en in eeuwigheid. Amen
Refrein: Al wordt mijn lichaam ook afgebroken, al sterft mijn hart, Gij zijt mijn rots, mijn God, de toekomst die op mij wacht.
Psalmoratie:
God, in uw mysterie van liefde
Weten wij ons geborgen.
Ook als onze trouw beproefd wordt
Willen wij niet met U breken
Want U ontrouw zijn is niemand zijn.
Wij bidden U: wees goed voor ons
Want Gij zijt de toekomst die op ons wacht,
Ons blijvend geluk tot in eeuwigheid.
Amen.
PSALM 88
Heer,
U bent de God die mij redt.
Dag en nacht roep ik U aan
en kom ik tot U.
Laat mijn gebed U toch bereiken,
luister toch naar mij!
Nog meer ziekten en tegenslagen kan ik niet verdragen.
Ik heb het gevoel dat ik ga sterven.
Men beschouwt mij als iemand die de dood nabij is,
alle kracht is uit mij geweken.
Eigenlijk hoor ik al bij de gestorvenen,
de mensen aan wie U niet meer denkt
en die door U zijn vergeten.
U hebt mij door de diepste diepte
en door de donkerste duisternis gevoerd.
U hebt Zich tegen mij gekeerd
en ik kan dat niet verdragen.
Ik heb het gevoel
alsof U mij tegen de grond hebt geslagen.
U hebt ervoor gezorgd dat mijn kennissen
mij niet meer willen zien en van mij gruwen.
Ik zie geen uitweg meer.
Ik weet niet meer waar ik het zoeken moet.
Dag in, dag uit bid ik tot U, Here.
Mijn handen strek ik naar U uit.
Kunt U wonderen onder de doden doen?
Kunnen de geesten van de gestorvenen U prijzen?
Spreekt men in het graf over uw liefde en goedheid?
Blijkt uw trouw waar lichamen vergaan?
Kan uw grote macht dan in de duisternis
worden bekendgemaakt?
Blijkt uw rechtvaardigheid dan daar
waar alles en iedereen wordt vergeten?
Toch roep ik naar U, Here.
Ik leg alles ʼs morgens voor U neer.
Heer, waarom verwerpt U mij?
Waarom wilt U mij niet zien?
Van jongs af aan heb ik het moeilijk
en ben ik vaak ernstig ziek.
Het is aan mij te zien hoe U mij beproeft,
ik weet mij geen raad meer.
Uw toorn gaat als vuur over mij heen
en ik word vernietigd door wat U mij aandoet.
Ik kan er niet aan ontkomen,
alles komt op mij af.
U hebt ervoor gezorgd dat vrienden en kennissen
mij niet meer willen kennen,
ik hoor van niemand meer iets.
Psalmoratie:
God van ons heil,
wij blijven U roepen in duisternis,
in vervreemding, in verlatenheid.
Uw vriendschap en trouw
zullen eens dagen in het lichtend aanschijn
van Jezus, uw Zoon, onze Heer.
Amen.