Toen ik in het noviciaat zat (1981-1982) was er drie keer (op maandag-, woensdag- en vrijdagavond) na de dagsluiting “kruisgebed”.
Met uitgestrekte armen bad de hele gemeenschap psalm 51.
Het zowat enige gebruik dat de “verstervingen” van voor Vaticanum II had overleefd. We deden het ook nog tijdens mijn studiejaren.
Toen ik in 1993 overste en pastoor werd in onze gemeenschap te Berchem, was dit gebruik daar al lang verdwenen. Toen ik na 22 jaar terug in ons klooster te Brugge kwam, was ook daar het kruisgebed tussen de plooien weg gestreken. Maar 3 jaar geleden verhuisde ik dan weer naar onze Gentse gemeenschap.
En… op een vrijdagavond, na de vespers en wat tot mijn stomme verbazing werd plots psalm 51 ingezet en zag ik links en rechts van mij medebroeders in kruishouding staan. Eerlijk…ik had er op dat moment écht wel moeite mee om dat gebruik opnieuw te kunnen smaken. ik heb meegebeden, met gestrekte armen…zoals het hoort. Maar kon het – heel onkloosterlijk – niet laten om nadien murmelend mijn bedenkingen te kennen te geven.
Alle goedbedoelde duidingen van mijn medebroeders ten spijt bleef ik het er moeilijk mee hebben.
Maar alles went opnieuw en ook ik – zonder morren ondertussen – bid op vrijdagavond na de vespers rustig mee het kruisgebed.
Vandaag hebben we het na het middaggebed gebeden. En plots kreeg dit gebed met bijpassende houding een nieuwe betekenis voor mij. Het is een bij Goede Vrijdag passende psalm en ook de houding die we bij het bidden aannemen is helemaal op Goede Vrijdag gericht. We stonden daar in het gebedskoor met onze kleine gemeenschap rustig te bidden. In een rondom ons compleet stille wereld.
We baden om deemoed, om edelmoedigheid, om kracht en wijsheid… Hoe nodig in deze onwezenlijke dagen van lockdown en social distancing…van angst soms en onmacht en … hopen op nieuwe toekomst.
En de kruishouding…ze heeft me deze keer ten diepste toe verbonden met Jezus.
Psalm 51
Wees mij, God, in uw goedheid genadig, neem in uw oneindig erbarmen mijn overtredingen weg.
Zuiver mij geheel van mijn zonde, reinig mij van wat ik misdeed.
Want ik ben mij bewust dat ik schuld heb: steeds ziet wat ik begaan heb mij aan;
tegen U, U alleen was mijn zonde, Gij doorziet het kwaad dat ik deed.
Hoe Gij vonnist: Gij zijt rechtvaardig, onaantastbaar in uw gericht.
Zie, als zondig mens ben ik geboren, in die schuld bij mijn moeder verwekt;
waarheid eist Gij – zie! – tot op de bodem, geeft mij inzicht waar ik mij verberg.
Raak met hysop mij aan: ik zal rein zijn, maak mij smetteloos: witter dan sneeuw,
spreek mij weer van de volheid der vreugde – en mijn kracht die Gij brak springt omhoog.
Wend uw aangezicht af van mijn zonden, al wat ik beging delg het uit;
God, herschep mijn hart, maak het zuiver, geef mijn geest, diep in mij, nieuw bestand;
verban mij niet: ver van uw aanschijn, noch onttrek mij uw heilige geest.
Hergeef mij het geluk om uw heil, laat bereide gezindheid mijn kracht zijn:
want dan wijs ik verdoolden uw wegen, schuldigen vinden de weg tot U terug.
Bloedbevlekt ben ik – God, neem het van mij! dat ik jubelend uw vrijspraak mag melden:
Heer, leg Gij mij het woord op de lippen en mijn mond verkondigt uw lof.
Ik weet: offers zult Gij niet verkiezen, bracht ik brandoffers – Gij wees ze af;
mijn offer aan God: mijn berouw, een berouwvol en nederig hart zult Gij, God, niet als te gering zien.
Verleen Sion, behaagt het U, voorspoed; bouw Jeruzalems muren weer op.
Dan zult Gij genadig aanvaarden offers U gebracht naar den eis, offerdieren verteerd door het vuur, en leidt men, om brandoffer te zijn, jonge stieren tot uw altaren.
Wellicht heeft de wondermooie bezinning van bisschop Lode Van Hecke bij psalm 51 er onbewust ook aan mee geholpen om tot dit diepere verstaan met het hart te komen…
Lam Gods dat zo onschuldig
zo eindeloos geduldig
aan ’t schandlijk kruishout lijdt;
’t is al voor onze zonden
uw pijnen en uw wonden.
Gij die de onschuld zelve zijt.
Of hoe een oud kloostergebruik plots ‘nieuw leven’ werd
Hierbij ook de bezinning van bisschop Lode
Pater Paul De Bois